4.3.Conclusie
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 3 februari 2015 te Amsterdam iedere politieagent die bij verdachte komt heeft bedreigd met:
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat, en
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
- brandstichting,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend teksten en foto's per e-mailbericht naar [slachtoffer 1] verzonden, te weten:
“Maar jullie kunnen mij niet uitlokken want ik zit in mijn bunker met 15 liter benzine en twee butaan gasflessen van 50 liter per stuk. Iedere huurmoordenaar en politieagent zal worden opgeblazen die hier komt.",
"[slachtoffer 1], Thet wanna fuck with me? They fucking with the best. I take them all to fucking hell. Who? Me! That's who. Ik zal het complete gebouw opblazen wanneer ik maar één verdacht persoon of politieagent zie. Ik heb een gijzelaar en ze kunnen die jongen terugkrijgen wanneer ik een miljoen euro krijg en de liquidatieopdracht is ingetrokken. [naam 1] heeft mij een Uzi gebracht en [naam 2] twee handgranaten. Jij gaat de politie geen informatie geven dat ik bezig ben met mijzelf verdedigen en met een 'schoonmaak' en [slachtoffer 2] kan dat beter ook niet doen. Ik ga iedereen in dit conflict vermoorden en daarna ga ik mijzelf en het gebouw opblazen.",
"Politie bellen is zinloos. Ik heb mij al verplaatst maar het gebouw is één boobytrap. Wanneer jij de politie informeert heb jij een explosie veroorzaakt.",
een foto met daarop afgebeeld een bed met daarop liggend een paspop afgedekt met een jas, en
twee foto's met daarop afgebeeld twee gasflessen aan elkaar verbonden door een elektriciteitssnoer met daaraan gekoppeld een mobiele telefoon, geplaatst voor een voordeur,
terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder bepaalde voorwaarden is geschied.
2:
hij op 4 februari 2015 te Amsterdam betaalautomaten, te weten:
een betaalautomaat, merk Verifone met serienummer 325-498-803, en
een betaalautomaat, merk Verifone met serienummer 320-554-851, en
een betaalautomaat, merk Verifone met serienummer 215-906-170, en
een betaalautomaat, merk Verifone met serienummer 214-423-391, en
een betaalautomaat, merk Verifone met serienummer 214-377-614, en
een betaalautomaat, merk Ingenico met serienummer 6433701616,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
3:
hij op 4 februari 2015 te Amsterdam een OV chipkaart oplaadpunt met serienummer 001-002-191, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze door de rechtbank zijn opgenomen in de aanvulling van het vonnis. Het hof neemt deze over.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat en met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting.
Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert telkens op:
opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis indien niet naar behoren verricht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis indien niet naar behoren verricht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van politieagenten. De verdachte heeft per e-mail gezegd dat, indien de politie bij hem aan de deur zou komen, hij het gebouw zou opblazen. Daarbij heeft de verdachte realistische foto’s meegestuurd van een in scène gezette gijzeling en een ‘boobytrap’ met gasflessen voor de toegangsdeur. Dit is een ernstig feit. Dit kon de politie alleen maar zeer serieus nemen, zoals hiervoor reeds is besproken. Bovendien heeft de verdachte door zijn handelen bijgedragen aan gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van betaalautomaten en een OV-chipkaart oplaadpunt. Daarmee heeft de verdachte deel uitgemaakt van een circuit waarin uit misdrijf afkomstige goederen worden verhandeld en heeft hij aldus indirect het plegen van vermogensmisdrijven bevorderd. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 februari 2018 is de verdachte zeer veelvuldig ter zake van zowel bedreiging als heling alsmede voor andere misdrijven tot gevangenisstraffen van aanzienlijke duur onherroepelijk veroordeeld. De feiten waarvoor het hof de verdachte nu veroordeelt, rechtvaardigen in het licht hiervan in beginsel alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Maar nu de advocaat-generaal, evenals de officier van justitie in eerste aanleg, een dergelijke straf niet heeft geëist, zal het hof afzien van oplegging daarvan.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R.M. Steinhaus en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 maart 2018.