In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van het voorhanden hebben van een vervalst reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Albanië. De tenlastelegging betrof een incident op 2 maart 2017 te Schiphol, waar de verdachte het paspoort ter controle aan de Koninklijke Marechaussee heeft aangeboden. De verbalisanten hebben vastgesteld dat de stempels in het paspoort vals waren, wat leidde tot de conclusie dat het document vervalst was. De verdediging voerde aan dat de bewijswaarde van het proces-verbaal waarin de valsheid werd geconcludeerd, onvoldoende was en dat de verdachte niet op de hoogte was van de vervalsingen. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat de verdachte wist dat de stempels vervalst waren, omdat hij zijn paspoort altijd bij zich had. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan het voorhanden hebben van een vervalst reisdocument. De opgelegde straf was een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de verdachte het vertrouwen in overheidsdocumenten had geschonden en dat de straf passend was, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.