Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“Een ander deel van de gezondheidsklachten lijkt grotendeels een relatie te hebben met andere factoren in de werkrelatie. (...) Voorafgaande aan de terugkeer naar het werk adviseer ik in een gesprek de andere factoren op het werk te benoemen en gezamenlijk te kijken naar mogelijke oplossingen.”
“Zoals besproken in ons driegesprek (...) zie jij jezelf niet terugkeren bij Touwen & Co.. Conclusie uit het gesprek was dat we gaan werken aan een beëindiging van de arbeidsrelatie.”
“Stand van zakenMevrouw [geïntimeerde] heeft - in navolging van het driegesprek van 2 december 2016 - op 8 december 2016 aan haar werkgever bevestigd dat zij niet wil terugkeren in haar werk. Er is nog geen overeenstemming bereikt over de voorwaarden om te komen tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. (...) Ik heb van haar begrepen dat zij haar werkgever heeft gemeld dat zij juridische hulp inschakelt.Advies(...) Ik adviseer de arbeidsongeschiktheidsperiode per 2-1-2017 af te sluiten door
“Uit de rapportage van ArboNed van 10-12-2016 volgt dat u vanaf vandaag weer in staat bent om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Over het einde van de arbeidsovereenkomst hebben we ook geen overeenstemming bereikt. Graag nodig ik u daarom uit om met mij een gesprek aan te gaan over het hervatten van uw werkzaamheden. Vriendelijk verzoek ik u om u daarvoor komende woensdagochtend (4 januari 2017) om 9 uur bij mij op kantoor te melden. (...)”.Op 4 januari 2017 heeft tussen [geïntimeerde] en [X] een gesprek plaatsgevonden.
“Beste [X] , Vanaf oktober, na mijn ziekmelding, hebben wij verschillende gesprekken gehad over [A] van de mengerij, helaas ben ik niet bekend met zijn achternaam. In deze gesprekken heb ik aangegeven dat [A] mij, in het einde van de zomer, ongepast heeft aangeraakt waar ik niet ben van gediend. Rond eind augustus, begin september was ik aan mijn werk in het laboratorium met mijn rug naar de ruimte toe. Op een gegeven moment komt er iemand binnen. (..) Ik ging (..) ongestoord verder zonder op te kijken wie er binnen kwam. Tot ik opeens twee handen ruw om mijn onderbuik, richting kruis voel. Ik draai mij ruw om en probeer de handen van mij af te krijgen. Ik zie dat het [A] is en ik zeg, waarschijnlijk pissig, dat ik hier niet van gediend ben en hij van mij af moet blijven. Hij doet een stap naar achter en reageert verontwaardigd dat hij dat bij iedereen doet en dat hij wel uit mijn buurt blijft. Vervolgens krijg ik de dagen erna nog opmerkingen dat hij op afstand blijft (verontwaardigd) en verder wordt ik genegeerd. (...) Na een paar weken vroeg hij mij ineens hoe mijn weekend was en ik denk, oké hij doet normaal (...). Vervolgens, als ik achter mijn bureau zit, krijg ik zijn handen over mijn armen en schouders terwijl hij achter mij staat (...) Ik stuur u deze email met het voor u bekende verhaal omdat ondanks al onze gesprekken, wat ik via de jurist heb gehoord, dit (mondeling) geen aanklacht was tegen deze persoon én omdat ik niet de keuze wilde maken hem wel of niet te laten ontslaan. De aanklacht heb ik echter wel degelijk willen doen! Bij deze dus deze brief om alsnog, op papier, [A] aan te klagen wegens ongewenste seksuele intimidatie op de werkvloer. Ik hoop dat dit voldoende is.”
“Ik heb formeel kennis genomen van uw klacht (...). Naar aanleiding hiervan heb ik in de procedure de heer [A] (hof, hierna: [A]
) gevraagd om een formele reactie op de aantijgingen (...). Ik wil u wel melden dat de inhoudelijke intensiteit van dat gene dat plaatsgevonden heeft verder gaat dan dat u mij ooit heeft medegedeeld in gesprekken (...). Graag zou ik (...) vernemen of er mensen getuige zijn geweest van de handtastelijkheden (...). Ik houd u op de hoogte van het verloop van de procedure.”
“Uit de rapportage van ArboNed van 10-12-2016 volgt dat u vanaf 02-01-2017 weer in staat bent om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. (...) Bij deze verzoek ik u nogmaals en voor de laatste keer zich bij mij te melden om het werk te hervatten. Ik verwacht u daartoe op maandagochtend 23 januari om 8.00 uur op kantoor voor werkhervatting. Indien u wederom niet verschijnt, kan ik niets anders doen dan u vanwege werkweigering ontslag op staande voet geven. In zoverre als het nodig is dat wij - gezien de door u op 18 januari ingediende klacht - nadere maatregelen moeten treffen om werkhervatting te bevorderen, verneem ik graag uw suggesties dienaangaande.”
“Ik beraad me op verder te nemen stappen in de procedure en zal u hiervan binnenkort in kennis stellen.”
“Deze aanklacht berust compleet op fictie. (...) Als mevrouw [geïntimeerde] in deze aanklacht volhardt, overweeg ik, op advies van een jurist, stappen tegen haar te ondernemen, teneinde mijn leven en loopbaan niet door haar kapot te laten maken.”
“Ons deskundigenoordeel
“In 2016 werkte [geïntimeerde] bij ons op het laboratorium. Zij vertelde dat ze “bij wijze van grap” in haar heupen was vastgepakt. Zelf was ik getuige dat ze in een soort van stoei-situatie met een collega was. Toen [geïntimeerde] dat vertelde en aangaf dat ze het vervelend vond heb ik samen met een collega haar verhaal aangehoord. In het gesprek heb ik gevraagd of ze wilde dat ik er werk van zou maken richting directie. Ilona gaf duidelijk aan dat ze het eerst zelf wilde oplossen door de collega aan te spreken. (...)”
3.Beoordeling
“U bent, ondanks ons dringende en herhaalde verzoek om te komen werken, op de 23e januari jl. niet verschenen. U bent niet arbeidsongeschikt en – zo mocht u menen van wel – is mij van een 2nd opinion niets gebleken. U heeft overigens ten aanzien van werkhervatting en het niet verschijnen niets gemeld en daardoor de gelegenheid van uw kant van het verhaal te laten horen ongebruikt gelaten. Wij hebben u reeds aangegeven dat wij bij verdere werkweigering u ontslag op staande voet zouden geven. Bij deze verleen ik u dat ontslag op staande voet dan ook met ingang van heden.”