Dit arrest betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, gewezen op 13 juli 2017. De verdachte, geboren in 1981, is beschuldigd van opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet, meermalen gepleegd. De tenlastelegging omvat twee zaken: zaak A betreft de opzettelijke aanwezigheid van ongeveer 105,7 tabletten MDMA op 5 augustus 2016, en zaak B betreft de opzettelijke aanwezigheid van ongeveer 11,7 XTC-tabletten en 1,44 gram cocaïne op 6 december 2016. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en komt tot een andere bewezenverklaring. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, maar spreekt hem vrij van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, wat in zijn nadeel weegt. De advocaat-generaal heeft een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week geëist. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die onder begeleiding staat van de Reclassering en een stichting. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 80 uren, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is de proeftijd van een eerder opgelegde taakstraf met 1 jaar verlengd.