ECLI:NL:GHAMS:2018:73
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ondertoezichtstelling van een minderjarige na eerdere ernstige ontwikkelingsbedreiging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De ouders, de moeder en de vader, hebben in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 9 juni 2017 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar was opgelegd. De Raad voor de Kinderbescherming had in een rapport aangegeven dat er ernstige ontwikkelingsbedreigingen waren voor [de minderjarige], onder andere door de problematiek van de moeder en haar verleden met eerdere kinderen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij het belang van [de minderjarige] voorop stond.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 november 2017 is gebleken dat de ouders inmiddels positieve stappen hebben gezet in hun leven. De moeder heeft een stabiele woning en inkomen, en de ouders hebben samen een goede zorg voor [de minderjarige]. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen die eerder bestonden, inmiddels zijn afgenomen. De Raad heeft echter nog steeds zorgen geuit over de opvoedingssituatie en de bereidheid van de ouders om hulp te accepteren.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren, maar dat deze gronden thans niet meer bestaan. De ouders hebben aangetoond dat zij in staat zijn om voor [de minderjarige] te zorgen en dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is. De ondertoezichtstelling is daarom beëindigd, maar de eerdere beschikking is voor de periode tot heden bekrachtigd. De beslissing van het hof is in het openbaar uitgesproken en de ouders zijn in hun verzoek tot beëindiging van de ondertoezichtstelling in het gelijk gesteld.