ECLI:NL:GHAMS:2018:722

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
200.219.559/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder en de ontvankelijkheid van het hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder. De klager had op 18 juli 2017 een beroepschrift ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, waarin zijn klacht als kennelijk ongegrond was afgewezen. De kamer had op 14 juli 2017 het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 24 januari 2017, die de klacht als ongegrond had afgewezen, eveneens ongegrond verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet geen rechtsmiddel openstaat. Dit rechtsmiddelenverbod kan alleen worden doorbroken als er een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden, wat in dit geval niet is gesteld of gebleken. Het hof heeft de klager daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.219.559/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/623286/ DW RK 17/107
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 februari 2018
inzake
[klager] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
[toegevoegd gerechtsdeurwaarder] ,
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: [X] .

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 18 juli 2017 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 14 juli 2017.
1.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 24 januari 2017, waarbij de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de toegevoegd gerechtsdeurwaarder) als kennelijk ongegrond was afgewezen, ongegrond verklaard.
1.3.
De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft op 10 augustus 2017 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 februari 2018. Klager is verschenen en heeft het woord gevoerd. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder en haar gemachtigde zijn – met berichtgeving vooraf – niet verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep

3.1.
Klager heeft op 4 maart 2016 een klacht ingediend tegen de toegevoegd gerechtsdeurwaarder. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft vervolgens bij beslissing van 24 januari 2017 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Deze beslissing is op 24 januari 2017 aan klager toegezonden, waarna klager bij faxbericht van 2 februari 2017 verzet heeft ingesteld tegen deze beslissing. Het verzetschrift is behandeld op de openbare terechtzitting van 2 juni 2017. De kamer heeft bij beslissing van 14 juli 2017 het verzet ongegrond verklaard.
3.2.
Artikel 39, lid 4 gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet geen rechtsmiddel openstaat. Dat is ook vermeld onder de beslissing waarvan beroep. Van het in voormeld wetsartikel opgenomen rechtsmiddelenverbod kan slechts worden afgeweken, indien bij de totstandkoming van de beslissing een zo fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden, dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Dit laatste is gesteld noch gebleken.
3.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat klager niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 14 juli 2017.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2018 door de rolraadsheer.