Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven I, II en IIIbetoogt ROC kort gezegd dat de rechtbank is uitgegaan van een onjuiste uitleg van artikel 5.2 en 5.3 van de algemene bepalingen. Artikel 5.2 ziet uitsluitend op de verhouding tussen ROC en de stagiaire. De stagiaire dient zich op grond van deze bepaling adequaat te verzekeren, terwijl ROC deze verzekering zou aanvullen. Artikel 5.3 betreft volgens ROC een exoneratie van Aviapartner jegens de stagiaire: jegens de stagiaire aanvaardt de praktijkbiedende organisatie geen aansprakelijkheid voor letsel of schade. De omstandigheid dat partijen zich niet ervan bewust waren dat deze bepaling ingevolge artikel 7:658 lid 1 BW krachteloos was, doet aan deze strekking niets af. Daar komt bij dat de omstandigheid dat ROC de bepalingen eenzijdig heeft opgesteld, het onaannemelijk maken dat partijen aan artikel 5.3 de betekenis van een vrijwaringsbeding hebben toegekend.
Grief IVberust op de lezing dat de rechtbank toepassing heeft gegeven aan de zogenaamde ‘contra proferentem-regel’, die erop neerkomt dat als een beding in algemene bepalingen voor meer dan één uitleg vatbaar is, de uitleg gekozen dient te worden die het meest gunstig is voor de wederpartij van degene die de algemene voorwaarde heeft opgesteld. In dit geval bestaat volgens ROC geen onduidelijkheid over de uitleg van de bepaling, zodat de contra proferentem-regel niet kan worden toegepast.
aanvullendeverzekering zou afsluiten gingen partijen kennelijk ervan uit dat [student] zich eveneens tegen dat risico zou verzekeren. Aldus hebben partijen kennelijk beoogd dat het financiële risico van wettelijke aansprakelijkheid voor (letsel)schade die [student] bij de uitvoering van praktijkactiviteiten zou lijden niet zou worden gedragen door Aviapartner , maar dat deze schade, voor zover niet gedekt door de verzekering van [student] , voor rekening van ROC zou komen en dat ROC daartoe een aanvullende verzekering zou afsluiten.
ten behoeve van de onderwijsdeelnemer, maakt het vorenstaande niet anders. Met de overeenkomst is immers beoogd om onderwijsdeelnemers zoals [student] in staat te stellen in het kader van hun opleiding bij ROC vrij van financiële risico’s een stage bij een bedrijf als Aviapartner te lopen. De aanvullende verzekering die ROC op grond van artikel 5.2 dient af te sluiten beperkt niet alleen het directe financiële risico van [student] in het kader van zijn stage, maar dient zijn belang ook indirect, nu deze verzekering het financiële risico van praktijkbiedende organisaties beperkt en daarmee bevordert dat bedrijven zoals Aviapartner stageplaatsen aan onderwijsdeelnemers zoals [student] aanbieden. Het hof verwerpt daarom in zoverre de stelling van ROC dat aan artikel 5.2 uitsluitend betekenis toekomt in de verhouding tussen ROC en [student] en dat deze bepaling irrelevant is in de verhouding tussen ROC en Aviapartner .
grieven VI en VII, die op hierop voortbouwen.
Grief Vkan bij gemis aan belang evenmin slagen. Deze grief is gericht tegen een weergave van standpunten van partijen en niet tegen een overweging die de rechtbank aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd.