Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie tussen een man en een vrouw, die samen twee kinderen hebben. De man, die in 2016 een WIA-uitkering ontving, verzocht het hof om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen op nihil te stellen, omdat hij stelde dat hij niet in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien als hij kinderalimentatie zou moeten betalen. De vrouw, die een uitkering ontving op basis van de Participatiewet, verzocht het hof om de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarin de bijdrage was vastgesteld op € 25,- per kind per maand.
Het hof heeft vastgesteld dat de man, gezien zijn financiële situatie, niet in staat was om de vastgestelde bijdrage te betalen zonder in een onaanvaardbare situatie te geraken. De man had een netto WIA-uitkering die onder de 90% van de geldende bijstandsnorm lag, wat leidde tot de conclusie dat hij niet over voldoende middelen beschikte om in zijn noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. Het hof heeft daarom de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 29 augustus 2016 op nihil gesteld.
Daarnaast heeft het hof het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad afgewezen, omdat hij geen belang meer had bij dit verzoek na de vernietiging van de eerdere beschikking. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken rechters hebben de beschikking ondertekend.