ECLI:NL:GHAMS:2018:615

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2018
Publicatiedatum
28 februari 2018
Zaaknummer
200.220.502/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder wegens onterecht adresverificatie en kostenvermelding

In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder. De klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij in de buitengerechtelijke incassofase tot tweemaal toe een adresverificatie heeft verricht, terwijl hij direct tot dagvaarding had moeten overgaan. Dit zou volgens klaagster duiden op een stelselmatige onjuiste handelswijze van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Daarnaast wordt de gerechtsdeurwaarder verweten dat hij in een specificatie ten onrechte een bedrag aan overige kosten heeft vermeld, wat volgens klaagster ook een vorm van stelselmatige benadeling van debiteuren is. De kamer heeft de klacht in de verzetprocedure op het eerste onderdeel gegrond verklaard en een waarschuwing opgelegd. Het hof heeft de klacht op onderdelen 1 en 2 deels gegrond verklaard, maar oordeelt dat er geen structurele misstanden zijn aangetoond. Het hof legt de gerechtsdeurwaarder een berisping op, omdat hij op basis van de 'Gedragscode gerechtsdeurwaarders ter bescherming persoonsgegevens' had moeten handelen. De beslissing van de kamer wordt vernietigd en de klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.220.502/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/623287 / DW RK 17/108
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 februari 2018
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellante,
tegen
[naam],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. [naam].

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 2 augustus 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 4 juli 2017 (ECLI:NL:TGDKG:2017:221).
1.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van klaagster tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 24 januari 2017 (hierna: de beslissing) gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en de klacht van klaagster (op het eerste klachtonderdeel) alsnog gegrond verklaard en geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) de maatregel van waarschuwing opgelegd.
1.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 3 oktober 2017 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 januari 2018. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. De gerechtsdeurwaarder zelf is niet verschenen. Klaagster is, hoewel opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. Feiten
3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft op 1 december 2014 opdracht gekregen om een vordering op klaagster (en haar echtgenoot) te incasseren en eventueel tot dagvaarding over te gaan. Bij de opdrachtstukken bevond zich een envelop met een sommatiebrief die door de opdrachtgever aangetekend aan klaagster was verstuurd maar aan deze was geretourneerd omdat de brief niet was afgehaald.
3.2.2.
Omdat een medewerker van de gerechtsdeurwaarder twijfelde of het adres van klaagster wel juist was, heeft deze medewerker dat op 1 december 2014 bij de BRP geverifieerd. Het adres bleek juist te zijn. De medewerker heeft klaagster diezelfde dag tot betaling gesommeerd.
3.2.3.
Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen de vordering, welk bezwaar door de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder is afgewezen. Bij e-mail van 8 januari 2015 heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder aan klaagster meegedeeld dat tot dagvaarding zou worden overgegaan als niet zou worden betaald.
3.2.4.
Op dezelfde dag, 8 januari 2015, is door een medewerker van de gerechtsdeurwaarder nogmaals een adresverificatie gedaan.
3.2.5.
De dagvaarding is uiteindelijk niet uitgebracht, omdat de opdrachtgever op grond van de met klaagster na de e-mail van 8 januari 2015 gevoerde correspondentie aanleiding heeft gezien de vordering ten aanzien van klaagster niet langer te handhaven.
3.2.6.
Op 30 mei 2015 heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder aan de echtgenoot van klaagster een overzicht van de vordering gezonden, waarin onder meer een bedrag van € 3,26 aan overige kosten is opgevoerd.
3.2.7.
Een medewerker van de gerechtsdeurwaarder heeft de echtgenoot van klaagster op 14 oktober 2015 een brief gezonden. Deze brief houdt in, voor zover van belang:
“(..) Ten aanzien van de overige kosten bieden wij u onze excuses aan. Door een werking van ons computersysteem, zijn deze abusievelijk in de specificatie van de vordering opgenomen. In onderstaand overzicht zijn deze uiteraard weer in mindering gebracht. (..)”

4.Standpunt van klaagster

Het verwijt dat klaagster de gerechtsdeurwaarder maakt bestaat uit de navolgende onderdelen.
1. De gerechtsdeurwaarder heeft tot tweemaal toe een adresverificatie verricht in de buitengerechtelijke incassofase, hetgeen niet is toegestaan. De gerechtsdeurwaarder had, toen bleek dat het bij de eerdere sommatie gebruikte adres juist was, meteen tot dagvaarding over moeten gaan. Klaagster kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het kantoor van de gerechtsdeurwaarder op dit gebied stelselmatig onjuist handelt.
2. De gerechtsdeurwaarder heeft in de specificatie van 30 mei 2015 van de vordering van de echtgenoot van klaagster ten onrechte een bedrag vermeld van € 3,26 aan overige kosten. Na protest van klaagster is dit door de gerechtsdeurwaarder uiteindelijk gecorrigeerd. Ook dit is volgens klaagster een vorm van stelselmatige benadeling van debiteuren.

5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Nieuwe klacht
6.1.
Klaagster heeft in de verzetprocedure een nieuwe klacht geformuleerd. Volgens klaagster had de gerechtsdeurwaarder na het ambtshalve bestuderen van de door de opdrachtgever aangeleverde stukken direct moeten constateren dat de vordering ten onrechte ook tegen haar was gericht, welke controle hij blijkbaar heeft nagelaten. Deze klacht brengt klaagster in hoger beroep opnieuw naar voren.
6.2.
Het hof behandelt de zaak in hoger beroep in volle omvang. Daarbij worden echter alleen klachten in beschouwing genomen die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Voor zover het beroepschrift van klaagster klachten bevat die voor het eerst in hoger beroep of in eerste aanleg te laat naar voren zijn gebracht, kan het hof daarvan geen kennis nemen. De kamer heeft terecht geoordeeld dat de in de verzetprocedure opgevoerde nieuwe klacht van klaagster geen bespreking behoefde. Het hof volgt de kamer in dit oordeel, met dien verstande dat het hof klaagster alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in deze nieuwe klacht.
Dat het inleidend klaagschrift reeds betrekking heeft op dit verwijt, zodat de klacht niet nieuw zou zijn, zoals door klaagster in hoger beroep aangevoerd, kan het hof daarin niet lezen.
Verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder
6.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft bij de kamer verklaard dat hij binnen het kantoor verantwoordelijk is voor de wijze waarop de zaak door medewerkers is behandeld. Evenals de kamer zal het hof daarvan uitgaan bij de beoordeling van de klacht.
Reikwijdte van de klacht
6.4.
Uit het inleidend klaagschrift en het beroepschrift blijkt dat klaagster de gerechtsdeurwaarder ook verwijt ten onrechte een bedrag van € 3,26 aan overige kosten bij haar echtgenoot in rekening te hebben gebracht (zie hiervoor onder klachtonderdeel 2.). De kamer heeft dit klachtonderdeel abusievelijk onbesproken gelaten. Het hof zal dit verzuim herstellen.
Klachtonderdeel 1
6.5.
Op een adresverificatie door een gerechtsdeurwaarder is de “Gedragscode gerechtsdeurwaarders ter bescherming persoonsgegevens” van toepassing. In de toelichting op deze Gedragscode staat onder meer vermeld:
“(…) Voorbeeld 1: adresverificatie
De gerechtsdeurwaarder krijgt opdracht een vordering te incasseren, In vrijwel alle gevallen wordt de schuldenaar na ontvangst van de opdracht schriftelijk tot betaling aangemaand. Indien van de debiteur geen reactie wordt verkregen zal de volgende stap veelal zijn dat tot dagvaarding moet worden overgegaan. De gerechtsdeurwaarder verifieert het adres van de schuldenaar middels een GBA-informatieverzoek.
Blijkt uit de informatie GBA dat het aangegeven en in de aanmaning gebruikte adres juist is, dan zal tot dagvaarding worden overgegaan.
Blijkt uit de informatie dat het adres niet juist is, dan zal, voordat tot rechtsmaatregelen (dagvaarding) kan worden overgegaan, eerst aan het juiste adres moeten worden aangemaand ter voorbereiding van een - mogelijke - procedure. Wordt op deze aanmaning niet gereageerd dan zal tot dagvaarding worden overgegaan.
Wordt verificatie achterwege gelaten dan is er de kans dat de dagvaarding op een onjuist adres wordt betekend. Daarmee wordt dan op onjuiste wijze een procedure gestart. Dit heeft weer tot gevolg dat nodeloos kosten worden gemaakt. Als niet wordt aangemaand dan zou er rauwelijks worden gedagvaard. Die handelwijze brengt voor de opdrachtgever een extra kostenrisico met zich mee. (…)”
6.6.
Op grond van het voorgaande had de gerechtsdeurwaarder na ontvangst van de opdracht twee mogelijkheden. Hij had tot aanmaning van de schuldenaar kunnen overgaan, maar zonder voorafgaande adresverificatie, of hij had het adres van de schuldenaar in de BRP kunnen verifiëren om tot dagvaarding over te gaan. Indien de tweede mogelijkheid opleverde dat het adres juist was, diende de gerechtsdeurwaarder ook daadwerkelijk tot dagvaarding over te gaan en niet – zoals in deze zaak – alsnog tot een aanmaning aan het juist bevonden adres. Dit klachtonderdeel is in zoverre, zoals ook de kamer heeft geoordeeld, gegrond. Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft de medewerker in dit geval de afweging gemaakt dat het beter was om klaagster (nogmaals) te sommeren dan om wellicht onnodige kosten te maken. Een dergelijke handelwijze is echter in strijd met de privacyregelgeving.
Dat de gerechtsdeurwaarder in incassodossiers standaard het adres van debiteuren verifieert, heeft klaagster niet nader onderbouwd en is niet aannemelijk geworden. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting in hoger beroep betwist dat het kantoorbeleid is om in incassodossiers structureel de BRP te raadplegen en hij heeft verder aangevoerd dat de toezichthouder daarop controleert. Het hof heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Evenmin heeft het hof reden te twijfelen aan de mededeling van de gerechtsdeurwaarder dat de tweede adresverificatie was ingegeven door het toen nog bestaande voornemen daadwerkelijk een dagvaarding uit te brengen. In zoverre is dit klachtonderdeel dus niet gegrond.
Klachtonderdeel 2
6.7.
De kosten van het tweemaal informeren in de BRP hadden niet bij de echtgenoot van klaagster in rekening mogen worden gebracht, zoals de gerechtsdeurwaarder ook heeft erkend. Het klachtonderdeel is in zoverre gegrond. Dat sprake was van een fout in het computersysteem waardoor de kosten ten onrechte bij de echtgenoot zijn opgevoerd en dat het bedrag later is tegengeboekt onder het uitbrengen van excuses, zoals door de gerechtsdeurwaarder als verweer aangevoerd, doet niet af aan zijn tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid hiervoor. De beschuldiging van structurele misstanden is door klaagster echter onvoldoende onderbouwd.
Conclusie en maatregel
6.8.
Blijkens het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat klachtonderdelen 1 en 2 beide gedeeltelijk gegrond zijn. Aangezien het hier om twee gegrond verklaarde klachten gaat van geheel verschillende aard, acht het hof de maatregel van berisping passend en geboden.
6.9.
Op grond van het voorgaande kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven. Het hof zal die beslissing vernietigen en een nieuwe beslissing geven.
6.10.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
Wijziging Gerechtsdeurwaarderswet per 1 januari 2018
6.11.
Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet van 7 december 2016, houdende wijziging van (..) de Gerechtsdeurwaarderwet (..) in verband met het doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de beroepsgroepen, Staatsblad 2016 500). In verband met deze wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet heeft dit hof per 1 januari 2018 de Tijdelijke richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam vastgesteld (Staatscourant 2017 nr. 75085).
6.12.
Het hof ziet (mede) gelet op de omstandigheid dat het beroepschrift in deze zaak is ingediend vóór 1 januari 2018 (namelijk op 2 augustus 2017), dus vóór de wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet, af van enige kostenveroordeling.
6.13.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de nieuwe klacht zoals bedoeld in rechtsoverweging 6.1.;
- verklaart de klacht op beide onderdelen 1 en 2 gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2018 door de rolraadsheer.