ECLI:NL:GHAMS:2018:580

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
200.221.495/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een kandidaat-notaris over onzorgvuldige en onnodige werkzaamheden als vereffenaar van nalatenschappen

In deze zaak heeft klaagster, de dochter van twee overleden ouders, een klacht ingediend tegen de kandidaat-notaris die was benoemd tot vereffenaar van de nalatenschappen. Klaagster verwijt de kandidaat-notaris dat hij zijn werkzaamheden onnodig en onzorgvuldig heeft uitgevoerd. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat, die de klacht van klaagster ongegrond had verklaard. Het hof heeft de zaak behandeld en de feiten van de zaak zijn als volgt: de ouders van klaagster zijn overleden in 2014 en 2015, en klaagster is samen met haar zeven broers en zusters erfgenaam. De kandidaat-notaris werd benoemd tot vereffenaar op verzoek van de executeurs, omdat er wantrouwen bestond tussen de erfgenamen. Klaagster heeft verschillende klachten geuit over de communicatie van de kandidaat-notaris, de noodzaak van vereffening, en de wijze waarop hij zijn taken uitvoerde. Het hof heeft de argumenten van klaagster beoordeeld en geconcludeerd dat de kandidaat-notaris zijn taken naar behoren heeft uitgevoerd. De klachten van klaagster zijn ongegrond verklaard, en het hof heeft de beslissing van de kamer bevestigd. De kandidaat-notaris heeft zijn werkzaamheden naar eer en geweten uitgevoerd, en er was voldoende aanleiding voor de vereffening van de nalatenschappen, gezien de aanwezige boedelkosten en erfbelasting. Het hof heeft geoordeeld dat de kandidaat-notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat er geen plaats is voor een tuchtmaatregel.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.221.495/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/305745 / KL RK 16/77
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 20 februari 2018
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellante,
tegen
mr. [naam],
kandidaat-notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 21 augustus 2017 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 25 juli 2017 (ECLI:NL:TNORARL:2017:25). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de kandidaat-notaris) - in al haar onderdelen - ongegrond verklaard.
1.2.
Op 27 september 2017 is van klaagster een aanvulling op het beroepschrift - met bijlagen - ontvangen.
1.3.
De kandidaat-notaris heeft op 12 oktober 2017 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
Op 15 november 2017 zijn van klaagster nog aanvullende producties ontvangen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 7 december 2017. Klaagster en de kandidaat-notaris zijn verschenen. Beiden hebben het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde pleitaantekeningen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klaagster heeft tegen de vaststelling van die feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden
3.2.
Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De moeder van klaagster is op 29 augustus 2014 overleden en de vader van klaagster op 14 januari 2015. Zij waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Beide ouders hebben op 12 september 2012 bij testament over hun nalatenschap beschikt, waarbij zij niet zijn afgeweken van de wettelijke erfopvolging. Klaagster is met zeven broers en zusters erfgenaam in de nalatenschappen van hun ouders. Twee erfgenamen hebben de nalatenschappen beneficiair aanvaard. De andere erfgenamen, onder wie klaagster, hebben zuiver aanvaard. Twee broers van klaagster zijn in de testamenten benoemd tot executeur.
3.2.2.
Op verzoek van de executeurs heeft de rechtbank [plaats] bij beschikking van 12 november 2015 de kandidaat-notaris benoemd tot vereffenaar van de nalatenschappen. In de beslissing is verder onder meer bepaald dat de kandidaat-notaris zijn benoeming als vereffenaar bekend dient te maken in de Staatscourant en in het [naam].
Deze beschikking vermeldt voorts, voor zover van belang:
“(…) Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoekers willen dat een vereffenaar wordt benoemd, omdat de onderlinge verhoudingen tussen de erfgenamen niet goed zijn en sprake is van wantrouwen jegens verzoekers, die ook executeur zijn. Dit wantrouwen heeft ertoe geleid dat verzoekers betrokken werden in verschillende gerechtelijke procedures. Deze procedures zijn voor verzoekers aanleiding geweest om de kantonrechter te verzoeken aan hen ontslag te verlenen als executeurs. Omdat dan een vacuüm zal ontstaan voor wat betreft de bevoegdheid de nalatenschappen af te wikkelen, vragen verzoekers, in overleg met de andere erfgenamen, een vereffenaar te benoemen. Alle erfgenamen zijn het erover eens dat het nodig is dat een vereffenaar wordt benoemd. Ook de rechtbank volgt verzoekers in hun stelling dat het onder de gegeven omstandigheden nodig is dat een vereffenaar wordt benoemd. (…)”
3.2.3.
De kandidaat-notaris heeft klaagster op 16 november 2015 bericht dat hij na ontvangst van de administratie de erfgenamen zal aanschrijven.
3.2.4.
De kandidaat-notaris heeft de erfgenamen bij brieven van 4 december 2015, 21 december 2015, 15 januari 2016 en 29 januari 2016 onder andere toegelicht welke zijn taken als vereffenaar zijn en op welke wijze hij die beoogt uit te voeren.
3.2.5.
De kandidaat-notaris heeft bij brief van 25 maart 2016 een lijst van de door hem erkende en betwiste vorderingen ter inzage gelegd op de griffie van de rechtbank [plaats].
3.2.6.
Klaagster heeft bij brief van 30 mei 2016 de kantonrechter van de rechtbank [plaats] onder andere verzocht het loon van de vereffenaar te matigen, ontheffing te verlenen van de publicatieplicht en de vereffening op te heffen.
3.2.7.
De griffier van de rechtbank heeft klaagster op 25 juli 2016 bericht dat de kantonrechter voornemens is het verzoek af te wijzen en heeft klaagster in de gelegenheid gesteld om haar verzoek nader toe te lichten en dat aan te vullen of te wijzigen.
3.2.8.
Bij brief van 27 juli 2016 heeft de kandidaat-notaris een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst ter inzage gelegd op de griffie van die rechtbank. In deze brief heeft hij ook verzocht om vaststelling van zijn loon. Tevens is een lijst van verdeling van de roerende zaken bijgevoegd.
3.2.9.
Klaagster heeft bij brief van 12 augustus 2016 op het hiervoor onder 3.2.7. vermelde voornemen van de kantonrechter gereageerd en heeft haar verzoek van 30 mei 2016 aangevuld en gewijzigd, onder meer in die zin dat zij heeft verzocht om:
- ontslag van de vereffenaar op gewichtige gronden met bevel tot uitbetaling van gelden;
- verklaring voor recht dat na de uitbetaling van de gelden aan de erven de zaak is beëindigd, met bevel aan de vereffenaar tot afgifte van de gehele administratie van erflater en erflaatster aan klaagster;
- ambtshalve matiging van het loon van de vereffenaar.
3.2.10.
Bij brieven van 24 juni 2016, 12 augustus 2016 en 6 oktober 2016 is klaagster (telkens) in verzet gekomen tegen de uitdelingslijst. In de brief van 6 oktober 2016 heeft klaagster onder andere verzocht:
- de vereffening op te heffen dan wel per direct te beëindigen na opmaken van het verdelingsvoorstel van het overschot;
- het loon van de vereffenaar af te wijzen of te matigen onder andere wegens gebrek aan schulden;
- afgifte van de gehele administratie aan klaagster;
- de tijd besteed door de vereffenaar voor zijn eigen rekening te laten komen.
3.2.11.
Bij beschikking van 20 maart 2017, welke beschikking op 12 mei 2017 is hersteld, heeft de kantonrechter onder meer de verzoeken van klaagster afgewezen en het (door klaagster en haar mede-erfgenamen) ingestelde verzet ongegrond verklaard. Ook heeft de kantonrechter bepaald dat de vereffenaar de uitdelingslijst aan klaagster en haar mede-erfgenamen zal toezenden en hen in de gelegenheid zal stellen hem te berichten op welke wijze de verdeling dient plaats te vinden.
Deze beschikking vermeldt voorts, voor zover van belang:
“(…) 2.4. De kantonrechter ziet geen aanleiding om het gevraagde loon te matigen. Niet is gebleken dat de vereffenaar te veel uren in rekening heeft gebracht of een te hoog tarief heeft gehanteerd. Dat, zoals de vereffenaar heeft toegelicht, de wijze waarop verzoekers zich tot elkaar en tot hem verhouden, leidt tot veel werk, acht de kantonrechter zeer aannemelijk. Verzoekers verkeren in ernstige onmin met elkaar. Zij lijken niet van plan te zijn om elkaar op enige constructieve en oplossingsgerichte wijze tegemoet te treden: ook ter zitting vlogen verwijten over en weer, strooiden zij zout in elkaars (oude) wonden en was van enige terughoudendheid in de kwalificatie van elkaars intenties en persoon geen sprake. Dat verzoekers sub 2, 3 en 4 de nalatenschappen als juridisch niet complex beschouwen doet daar niet aan af. Daargelaten het antwoord op de vraag of deze nalatenschappen juridisch complex zijn, wordt de complexiteit van deze vereffening in ieder geval gevormd door vorenbedoelde verhoudingen. (…)”
Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld.
3.2.12.
De kandidaat-notaris heeft klaagster bij brief van 22 mei 2017 de uitdelingslijst toegezonden en verzocht hem mee te delen hoe de verdeling moet plaatsvinden. In een e-mailbericht van 31 mei 2017 heeft de kandidaat-notaris aan klaagster en haar mede-erfgenamen bericht dat hij zo snel mogelijk de uitkering wil verzorgen op grond van de verdeling die de erfgenamen hebben gemaakt. In verband daarmee heeft hij klaagster verzocht om identificatie aan de hand van een geldig legitimatiebewijs en om opgave van haar bankrekeningnummer.
3.2.13.
Het voor uitkering beschikbare saldo van de nalatenschappen is op 9 juni 2017 aan de erfgenamen uitgekeerd.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de kandidaat-notaris in de kern dat hij de werkzaamheden als vereffenaar van de nalatenschappen onnodig en onzorgvuldig heeft verricht. Samengevat komen de verwijten van klaagster op het volgende neer.
a. De kandidaat-notaris communiceert op onbevredigende wijze met de erfgenamen. Hij wachtte in eerste instantie te lang met het benaderen van de erfgenamen en riep hen niet bijeen. Ook gaf hij in zijn eerste brief geen uitleg en presenteerde hij geen plan van aanpak. Nadien informeerde hij de erfgenamen onvolledig en wierp hij nieuwe geschillen op.
b. De kandidaat-notaris had zijn benoeming niet moeten aanvaarden. Vereffening was niet nodig, omdat er geen schulden waren in de boedels. De nalatenschappen hoefden alleen verdeeld te worden tussen de erfgenamen.
c. De kandidaat-notaris geeft een onjuiste uitvoering aan de vereffening. Zo bemoeide hij zich ten onrechte met de boedelverdeling, weigert hij gederfde rente te vergoeden, schakelde hij ten onrechte de erfgenamen uit bij de verkoop van de woning, wilde hij, ten nadele van de erfgenamen, de uitdelingslijst ter inzage leggen voor buitenstaanders, weigert hij de vereffening te beëindigen, weigert hij de ervenrekening op te heffen, dreigt hij de erfgenamen met procedures als zij hun beslag niet opheffen of vorderingen niet intrekken, schrijft hij onduidelijke brieven aan de Belastingdienst, stuurt hij te veel e-mails aan de erfgenamen over de inboedelgoederen, beweert hij ten onrechte dat de extra nota van de begrafenisondernemer en de nota van de ijskast, die de executeurs hebben aangeschaft, voor rekening van de erfgenamen komen, geeft hij geen duidelijkheid over op welke rekening de opbrengst is gestort van de verkoop van de woning, vraagt hij ten onrechte geen ontheffing van de publicatieplicht, geeft hij de administratie niet af aan klaagster, werkt hij niet efficiënt en heeft hij een rekening en verantwoording overgelegd die oncontroleerbaar is voor de erfgenamen.
d. De kandidaat-notaris heeft een onjuiste loonvordering ingediend. Hij verstrekt een urenspecificatie aan de kantonrechter die voor klaagster niet verifieerbaar is en weigert die specificatie aan de erfgenamen over te leggen. Dat de kandidaat-notaris veel tijd aan het opheffen van de beslagen heeft besteed, is aan hem zelf te wijten, omdat hij de erfgenamen heeft bewogen hun vorderingen in te dienen terwijl er geen schulden zijn. Het doel van de kandidaat-notaris is zoveel mogelijk tijd te schrijven. Hij weigert het overschot van de vereffening aan de erfgenamen over te maken. Door de zaak met opzet te vertragen, kan hij extra declareren. De kandidaat-notaris stuurt overbodige correspondentie, die hij voor rekening van de erfgenamen laat komen. Een vereffenaar heeft recht op beloning als de vereffening veel werk meebrengt dat voor een belangrijk deel ten bate van de schuldeisers wordt verricht. De kandidaat-notaris heeft evenwel niet één minuut besteed aan enige schuldeiser. Hij blijft onnodige werkzaamheden verrichten om zo een boedelschuld te creëren.

5.Standpunt van de kandidaat-notaris

De kandidaat-notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de kandidaat-notaris wordt, voor zover nodig, hieronder besproken. Volgens de kandidaat-notaris heeft hij de nalatenschappen naar eer en geweten afgewikkeld.
6. Beoordeling
Algemeen
6.1.
Het hof stelt het volgende voorop. De klachten van klaagster zijn ingegeven door haar stellige overtuiging dat vereffening van de nalatenschappen niet nodig is. Klaagster kan zich daarom niet verenigen met de wijze waarop de kandidaat-notaris de hem als vereffenaar toekomende bevoegdheden uitoefent en de daarmee gemoeide kosten.
Klaagster gaat er geheel aan voorbij dat de kandidaat-notaris door de rechtbank als vereffenaar is benoemd, welk rechterlijk oordeel door de kandidaat-notaris niet terzijde kan worden gesteld. De kandidaat-notaris zal zich als vereffenaar aan de geldende wettelijke bepalingen moeten houden, ook als klaagster dat als niet noodzakelijk voorkomt.
Uit de stukken, met name uit de onder de feiten weergegeven beschikkingen, is het hof gebleken dat de moeizame verhoudingen tussen de erfgenamen de werkzaamheden voor de kandidaat-notaris hebben gecompliceerd. Klaagster betwist overigens dat van moeizame verhoudingen sprake is.
Klachtonderdeel a
6.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing ten aanzien van klachtonderdeel a, samengevat, overwogen dat, gezien de door de kandidaat-notaris aan de erfgenamen gezonden correspondentie, in redelijkheid niet kan worden volgehouden dat de kandidaat-notaris de erfgenamen niet voortvarend heeft ingelicht. De verklaring van de kandidaat-notaris dat hij de erfgenamen niet heeft bijeengeroepen, omdat zij elkaar niet wensten te ontmoeten, heeft de kamer afdoende geacht. Voor het overige is, mede gelet op het gevoerde verweer, onvoldoende gebleken dat de kandidaat-notaris op ontoereikende wijze met klaagster en de overige erfgenamen heeft gecommuniceerd dan wel hen heeft geïnformeerd, aldus de kamer. Dat tussen de erfgenamen telkens nieuwe geschillen zijn gerezen ligt niet zo zeer aan de kandidaat-notaris als wel aan de slechte verstandhouding en het wantrouwen tussen de erfgenamen, aldus nog steeds de kamer. Klachtonderdeel a is daarom door de kamer ongegrond verklaard.
6.3.
Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en de gronden waarop dit oordeel berust. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigen. Een en ander betekent dat klachtonderdeel a ongegrond is.
Klachtonderdeel b
6.4.
Zoals reeds in het voorgaande overwogen heeft de rechtbank de kandidaat-notaris benoemd tot vereffenaar, aan welke benoeming de kandidaat-notaris uitvoering behoort te geven. Dat de nalatenschappen wel degelijk schulden bevatten, zoals boedelkosten, erfbelasting en vorderingen van de erfgenamen, is voldoende aannemelijk geworden, zodat voor vereffening ook wel degelijk aanleiding bestond. Het hof acht dit klachtonderdeel, evenals de kamer, ongegrond.
Klachtonderdeel c
6.5.
Ten aanzien van dit klachtonderdeel verenigt het hof zich eveneens met het oordeel van de kamer (weergegeven onder 5.5 van de beslissing van de kamer) en de gronden waarop dat berust. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die een ander oordeel rechtvaardigen. Ook het hof is niet gebleken dat de kandidaat-notaris bij uitvoering van de door klaagster in dit klachtonderdeel bedoelde werkzaamheden tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit betekent dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel d
6.6.
Uit de stukken volgt dat de kantonrechter in zijn beschikking van 20 maart 2017 de loonvordering van de kandidaat-notaris heeft beoordeeld en vervolgens het loon heeft vastgesteld. Daarmee liggen de bedragen, die aan de kandidaat-notaris toekomen, vast.
De kamer heeft in de bestreden beslissing ten aanzien van dit klachtonderdeel, samengevat, het volgende overwogen. Het betoog van klaagster, dat de loonvordering onjuist is en niet verifieerbaar, dat de kandidaat-notaris zijn tijd verkeerd heeft besteed en dat hij te veel tracht te declareren, moet worden gepasseerd. Voorts is de stelling van klaagster dat de kandidaat-notaris de erfgenamen tegen elkaar opzet onvoldoende onderbouwd en is van de juistheid niet gebleken. Evenmin is gebleken dat de kandidaat-notaris weigert het overschot van de vereffening uit te keren. De kandidaat-notaris heeft immers klaagster en de overige erfgenamen aangeschreven met het verzoek - voor zoveel nog nodig - hun identificatie en rekeningnummers aan hem ter beschikking te stellen, zodat zo snel mogelijk tot een verdeling kan worden gekomen. De kamer heeft geoordeeld dat ook dit klachtonderdeel niet kan slagen.
6.7.
Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer, de gronden waarop dit oordeel berust en neemt dit oordeel over. Het hof voegt hieraan toe dat (ook) het hof niet is gebleken van excessief declareren door de kandidaat-notaris. Dit klachtonderdeel is, zoals ook de kamer heeft geoordeeld, eveneens ongegrond.
6.8.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de beslissing van de kamer waarbij de klacht in al haar onderdelen ongegrond is verklaard, zal worden bevestigd. Daaruit volgt ook dat voor het opleggen van een tuchtmaatregel (zoals een geldboete waarom door klaagster is verzocht) geen plaats is.
6.9.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.10.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.H.M. van Altena, A.C. Faber en J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2018 door de rolraadsheer.