ECLI:NL:GHAMS:2018:569

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
200.199.762/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onbetaalde facturen tussen aannemer en vastgoedontwikkelaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Naarden Vastgoed Ontwikkeling B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin Sira Bouw B.V. werd veroordeeld tot betaling van openstaande facturen. Naarden Vastgoed had in eerste aanleg verweer gevoerd op basis van vermeende gebreken in de uitvoering van de werkzaamheden door Sira Bouw. De kantonrechter oordeelde dat Naarden Vastgoed geen redelijke termijn had geboden voor herstel van de gebreken en dat Sira Bouw niet in verzuim was geraakt. Naarden Vastgoed heeft in hoger beroep de vernietiging van het vonnis gevorderd en de toewijzing van haar reconventionele vordering tot schadevergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zoals vastgesteld door de kantonrechter niet in geschil zijn en heeft de beoordeling van de zaak voortgezet. Het hof oordeelt dat Naarden Vastgoed niet heeft aangetoond dat Sira Bouw in verzuim was en dat de kantonrechter terecht de vordering van Naarden Vastgoed heeft afgewezen. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd, behalve voor de beslagkosten, die zijn verhoogd tot € 1.399,26. Naarden Vastgoed is veroordeeld in de proceskosten van het principale appel.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.199.762/01
zaak en rolnummer rechtbank Amsterdam: 4668877 CV EXPL 15-34767
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 februari 2018
inzake
NAARDEN VASTGOED ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Naarden,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
SIRA BOUW B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in principaal appel,
appelante in incidenteel appel,
advocaat: mr. A. Köker te Amstelveen.
Partijen worden hierna Naarden Vastgoed en Sira Bouw genoemd.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

Naarden Vastgoed is bij dagvaarding van 6 september 2016 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (verder: de kantonrechter) van 5 augustus 2016, in deze zaak onder bovengenoemd zaak-/ rolnummer gewezen tussen Sira Bouw als eiseres in conventie, verweerster in reconventie, en Naarden Vastgoed als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens inhoudende vermeerdering van eis, met producties;
- memorie van antwoord tevens incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, alsmede akte tot het in het geding brengen van een productie, met een productie.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Naarden Vastgoed heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, kort gezegd, de vordering (in conventie) van Sira Bouw zal afwijzen voor zover het de wettelijke rente over de factuur van 21 juli 2015 en de beslagkosten betreft en haar eigen vordering (in reconventie) zoals in hoger beroep vermeerderd zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten. In incidenteel appel heeft Naarden Vastgoed primair geconcludeerd om dat beroep te verwerpen en subsidiair – indien wordt geoordeeld dat het beslag terecht is gelegd – om dit (slechts) te verwerpen voor zover de vordering van Sira Bouw meer bedraagt dan € 1.293,59.
Sira Bouw heeft geconcludeerd dat het hof het principale hoger beroep van Naarden Vastgoed zal verwerpen en in het incidentele hoger beroep het vonnis van de kantonrechter zal vernietigen voor zover het, kort gezegd, om de beslagkosten gaat en Naarden Vastgoed zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.399,26 aan beslagkosten, met beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden van hun stellingen.

2.De feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis van 5 augustus 2016 onder 2.1 tot en met 2.16 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Omdat die feiten tussen partijen niet in geschil zijn, zal ook het hof daarvan uitgaan, waar nodig aangevuld met andere feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. Sira Bouw houdt zich bezig met renoveren, verbouwen en onderhouden van
onroerende zaken.
b. Naarden Vastgoed was eigenaar van het appartementsrecht rechtgevende op het gebruik van de woning aan de [ adres 1] (hierna: de woning).
c. Omstreeks 18 mei 2015 hebben Sira Bouw en Naarden Vastgoed een
aanneemovereenkomst gesloten voor renovatiewerkzaamheden aan de woning. Daarin is onder meer bepaald:
“• Aannemer controleert zelfstandig maatvoering in tekening en overlegt
met opdrachtgever over eventueel noodzakelijke afwijkingen van tekening. Zowel het bestek als de tekening geven aan welke werkzaamheden dienen te gebeuren.
• De gehele verbouwing en het eindresultaat dienen aan het bouwbesluit te voldoen,
hiervoor is de aannemer verantwoordelijk (constructeur). (...)
• Er zijn 2 oplevermomenten:
1. Aan opdrachtgever.
2. Aan (toekomstige) bewoner van de woning (...)
De voor het totale werk overeengekomen prijs [ ... ] bedraagt: € 122.080,-- [...]
Betalingsafspraken:
10 termijnen
(...)
8e termijn = 10 % van de aanneemsom evenredig aan de geleverde werkzaamheden
9e termijn = 5 %
10e termijn = 5 % 1 maand nadat de appartementen in gebruik zijn genomen.
Aanvang werkzaamheden
13 mei 2015
Opleveringsdatum
1 juli 2015"
d. Op 15 mei 2015 hebben Sira Bouw en Naarden Vastgoed het bestek ten aanzien van de bouwwerkzaamheden voor de woning getekend. Naarden Vastgoed heeft Sira Bouw de bouwtekeningen verstrekt die ten grondslag hebben gelegen aan het vergunningsverzoek.
e. Op 22 juni 2015 heeft de door Naarden Vastgoed ingeschakelde architect, [X]
(hierna: [X] ), aan Sira Bouw en [Y] (van Naarden Vastgoed) gemaild:
"Bijgaand de tekening zoals akkoord door welstand (mondeling).
Let op dat dus het stuk onder dakkapel schuin dak moet worden (rechts), dakkapel staat nu in goot en is afgekeurd.
Komt er op neer dat dus het kozijn naar binnen geplaatst moet worden."
In de e-mail is een tekening van de dakkapel opgenomen.
f. Eveneens op 22 juni 2015, na voormelde e-mail, heeft Sira Bouw gemaild aan [X] :
"Rechter dakkapel rust op balk laag binnen, wij zijn niet met dakkapel de goot ingegaan, brede van goot is ongewijzigd gebleven."
g. Op 23 juni 2015 heeft [Y] aan Sira Bouw en [X] gemaild:
"Gaarne met [X] ter plekke afspreken om problemen mogelijk voor te zijn, nu kan het nog straks niet meer."
Sira Bouw heeft de dakkapel niet aangepast.
h. Op 13 juli 2015, kort voor de bouwvakantie, heeft Sira Bouw aan Naarden Vastgoed meegedeeld dat zij haar werkzaamheden gereed achtte.
i. Sira Bouw heeft vervolgens de laatste drie betaaltermijnen uit de aanneemovereenkomst aan Naarden Vastgoed gefactureerd: eerst op 21 juli 2015 de termijnen 8 en 9 ad in totaal € 18.312,00 en daarna op 1 augustus 2015 termijn 10 ad € 4.578,00. Naarden Vastgoed heeft deze facturen onbetaald gelaten.
j. Kort na de bouwvakantie, op 24 augustus 2015, heeft een vooroplevering plaatsgevonden. [X] was hierbij niet aanwezig. Sira Bouw heeft in een e-mail van 25 augustus 2015 een aantal nog uit te voeren of te herstellen punten genoemd.
k. Op 11 augustus 2015 heeft de Vereniging van Eigenaren [adres 2] (hierna: de VvE) een bezwaarschrift (hierna: het bezwaarschrift) ingediend tegen de door de gemeente verleende vergunning voor de woning. Op 31 augustus 2015 zijn de gronden van het bezwaarschrift aangevuld. Een van de bezwaren is dat de dakkapel niet voldoet aan de eisen die in de bouwvergunning worden gesteld: de dakkapel loopt volledig door tot op de dakgoot en komt bovendien uit boven de knik van de mansardekap.
l. Op 1 september 2015 heeft Naarden Vastgoed aan Sira Bouw onder meer gemaild:
"Deze tekening heb je van ons gehad voor de dakkapellen,er loopt een bezwaar van [adres 3] (VVe) zodra ik de inhoud hiervan heb kom ik bij je en ga ik direct naar deze mensen toe om het op te lossen.
Als ik er uit kom niks aan de hand,krijg je direct je geld,mocht het veranderd moeten worden,dan is er een probleem,maar zal er alles aan doen om dit te voorkomen voor ons beide.
Verder ontbreken er in beide toiletruimtes de borstelhouder en toilet rolhouder,gaarne deze nog aanbrengen (...)"
m. Sira Bouw heeft op 1 september 2015 per e-mail aan Naarden Vastgoed geantwoord:
"Ik voel mij niet verantwoordelijk voor het werk dakkapel,naar dat wij de dakkapel geplaatst hadden en op veel latere stadium is de architect langs gekomen. Als de dakkapel niet goed was had jij als opdracht gever moeten ingrijpen, (wat niet is gebeurd)
En niet na dat ik het werk opgeleverd en mijn facturen betaald wil hebben.
Ik ga er van uit dat mijn facturen uiterlijk aanstaande vrijdag op mijn rekening staat."
o. Op 14 september 2015 heeft [Y] aan Sira Bouw onder meer gemaild:
"Hoor zo meteen over bezwaar dakkapel,wij denken dat het er vanaf is,zo ja betaal ik gelijk de factuur aan je."
p. De advocaat van Sira Bouw heeft Naarden Vastgoed bij brief van
16 september 2015 gesommeerd om het openstaande bedrag te betalen.
Over de reden van Naarden Vastgoed om niet tot betaling over te gaan heeft hij het volgende geschreven:
"In uw e-mail van 14 september jl. schrijft u (…) dat u onmiddellijk tot betaling zult overgaan, mits er geen bezwaarschrift door de buren wordt ingediend. Uiteindelijk bent u niet tot betaling overgegaan met als reden dat er toch een bezwaarschrift is ingediend. Het bezwaar richt zich slechts voor een klein deel tot de bestaande dakkapel die door cliënte is uitgebreid. Deze zou niet voldoen aan de daaraan in de vergunning gestelde eisen, omdat deze tot de dakgoot zou doorlopen. (…) Cliënte heeft de werkzaamheden verricht conform de door u verstrekte opdracht en tekeningen en is reeds op voorhand duidelijk dat het bezwaar geen doel zal treffen, althans dat cliënte in dezen geen verwijt treft. De werkzaamheden zijn tijdig en naar behoren verricht, zodat cliënte aan alle verplichtingen uit hoofde van de aanneemovereenkomst heeft voldaan."
q. Naarden Vastgoed heeft diezelfde dag per e-mail het volgende aan de advocaat van Sira Bouw bericht:
"Bijgaand bestaand gaarne openen,dan kunt u zien dat er bezwaar is gemaakt op de wijze van bouwen door Sirabouw, niet conform vergunning.
(…)
De Hr [Z] (
van Sira Bouw, hof) is hier van op de hoogte, zolaang deze procedure niet is afgerond kan ik ook geen betaling doen,daar mogelijk de schade voor wijziging hoger zal gaan uitvallen dan de openstaande facturen (…)"
De advocaat van Sira Bouw heeft daarop per e-mail van dezelfde dag geantwoord dat Sira Bouw van mening is dat het bezwaarschrift aan de opeisbaarheid van haar vordering niet in de weg staat en dat Naarden Vastgoed, nu zij aangeeft niet tot betaling over te zullen gaan, op grond van artikel 6:83 aanhef en sub c BW in verzuim is. Naarden Vastgoed heeft hierop in een tweede mail van 16 september 2015 als volgt gereageerd:
"Uw partij heeft iets uitgevoerd dat niet mocht blijkbaar op deze wijze,wij zullen hem daarom per heden hiervoor aansprakelijk stellen schriftelijk,zodat wij een tegenclaim op papier hebben.
Hoe groot deze gaat uitvallen is nog niet te bepalen,deze is afhankelijk van de offerte van deze aannemer."
r. Sira Bouw heeft op 16 oktober 2015 conservatoir beslag gelegd op de woning. Ter opheffing van dat beslag heeft Naarden Vastgoed een bankgarantie doen stellen voor een bedrag van € 29.757,00. De kosten voor de bankgarantie bedragen € 75,00 aan eenmalige provisie en 1% op jaarbasis van het gegarandeerde bedrag, derhalve voor het eerste jaar in totaal € 372,57.
s. Sira Bouw heeft Naarden Vastgoed op 29 oktober 2015 gedagvaard en betaling van het openstaande bedrag van € 22.890,00 gevorderd, met wettelijke rente vanaf de vervaldata van de onbetaald gebleven facturen, de kosten van het conservatoir beslag en buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.214,72 inclusief BTW. Sira Bouw heeft in haar dagvaarding vermeld dat Naarden Vastgoed betaling opschortte in afwachting van de bezwaarschriftprocedure, dat daarin wordt aangevoerd dat de dakkapel niet voldoet omdat deze doorloopt tot op de dakgoot, dat Sira Bouw het werk conform opdracht van Naarden Vastgoed heeft verricht, dat Naarden Vastgoed daarover tijdens de uitvoering en net vóór het opleveren ook nimmer heeft geklaagd en dat het feit dat er mogelijk strijd is met verleende vergunningen niet voor haar rekening komt.
t. Naarden Vastgoed heeft geprobeerd om overeenstemming te bereiken met de VvE. Daarnaast heeft zij ter legalisering van de bestaande situatie een nieuw vergunningsverzoek bij de gemeente ingediend. Op 5 november 2015 heeft zij het volgende aan Sira Bouw gemaild:
"Gistermorgen een goed gesprek gehad met de bewoners voor de 2e keer over het dakkapel (…).
Punt voor hun blijft dat dakkapel te diep in de goot staat,maar bij akkoord alle VVE leden de zaak geseponeerd kan worden en de Gemeente niet handhaaft. (…)"
u. Naarden Vastgoed heeft bij conclusie van antwoord in conventie van
22 januari 2016 onder meer aangevoerd dat zij zich beroept op opschorting omdat Sira Bouw haar werkzaamheden niet deugdelijk heeft uitgevoerd, aangezien de dakkapel van de woning in de dakgoot is geplaatst en deze tevens uitsteekt boven de knik van de mansardekap van de woning. Daarnaast heeft zij er op gewezen dat de 10e termijn pas één maand nadat de appartementen in gebruik zijn genomen opeisbaar is.
In reconventie heeft Naarden Vastgoed gevorderd (verkort weergegeven) dat Sira Bouw wordt veroordeeld om in het geval de bestaande uitvoering van de dakkapel niet vóór 22 juni 2016 door het verlenen van een onherroepelijke vergunning vergund zal zijn, die dakkapel alsnog conform de bouwtekening uit te voeren.
v. Naarden Vastgoed heeft in maart 2016 voor het verlagen van de boven de knik van de mansardekap uitstekende dakkapel een offerte aangevraagd bij Verbouwexpert. Verbouwexpert heeft hiervoor een bedrag van € 17.079,84, inclusief BTW geoffreerd en de werkzaamheden in opdracht van Naarden Vastgoed uitgevoerd. De kosten hiervoor hebben uiteindelijk € 18.375,76 bedragen.
w. De woning is door Naarden Vastgoed verkocht en op 22 april 2016 geleverd. Naarden Vastgoed heeft in dat kader vervangende zekerheid gesteld voor het conservatoir beslag in de vorm van een bankgarantie.
x. Sira Bouw heeft op 12 mei 2016 een conclusie van antwoord in reconventie genomen. Zij heeft onder meer aangevoerd dat Naarden Vastgoed niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen omdat zij inmiddels geen eigenaar meer is van de woning.
y. Naarden Vastgoed heeft haar reconventionele vordering bij akte van (eveneens) 12 mei 2016 gewijzigd in die zin dat zij in plaats van voorwaardelijke nakoming, schadevergoeding van Sira Bouw vordert, te weten € 17.079,84 voor het wijzigen van de dakopbouw door Verbouwexpert en
€ 372,57 voor het stellen van een bankgarantie. Naarden Vastgoed heeft aangevoerd dat, gezien het standpunt van Sira Bouw, niet verwacht kon worden dat Sira Bouw de noodzakelijke werkzaamheden alsnog zou gaan uitvoeren en dat van haar (Naarden Vastgoed) niet verlangd kon worden dat zij nog langer met het wijzigen van de opbouw zou wachten, nu dit noodzakelijk was voor de levering van de verkochte woning.
z. Tijdens de comparitie in eerste aanleg op 12 mei 2016 is gebleken dat Naarden Vastgoed op 10 februari 2016 alsnog een vergunning heeft gekregen voor de plaatsing van de dakkapel in de goot en is vastgesteld dat zij zich met betrekking tot de facturen van Sira Bouw alleen nog maar beroept op verrekening met haar reconventionele schadevordering.
3.2.
De kantonrechter heeft de (gewijzigde) reconventionele vordering van Naarden Vastgoed afgewezen en Naarden Vastgoed in conventie veroordeeld om het openstaande factuurbedrag van € 22.890,00 aan Sira Bouw te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 18.312,00 vanaf dertig dagen na 21 juli 2015 en met de wettelijke handelsrente over € 4.587,00 vanaf één maand na 22 april 2016 tot aan de voldoening. De kantonrechter heeft daartoe (samengevat) overwogen dat Naarden Vastgoed aan Sira Bouw geen termijn heeft gegund om de gestelde gebreken aan de dakkapel te herstellen, dat zij Sira Bouw ook niet op de hoogte heeft gesteld van het feit dat alsnog een vergunning was verkregen om deze in de dakgoot te plaatsen, waardoor (volgens Naarden Vastgoed) alleen nog herstelwerkzaamheden aan de hoogte van de dakkapel nodig waren, en dat gesteld noch gebleken is waaruit Naarden Vastgoed heeft mogen afleiden dat Sira Bouw die (beperktere) werkzaamheden niet zou willen uitvoeren, zodat geen verzuim is ingetreden en de vordering van Naarden Vastgoed reeds op die grond moet worden afgewezen. Naarden Vastgoed is zowel in conventie als in reconventie veroordeeld in de proceskosten.
3.3.
Tegen de beslissingen van de kantonrechter komt Naarden Vastgoed in principaal appel op.
3.4.1
Grief 1richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen verzuim is ingetreden omdat aan Sira Bouw geen redelijke termijn voor herstel is geboden.
Naarden Vastgoed erkent dat voor het intreden van verzuim in het algemeen een ingebrekestelling is vereist. Zij meent echter dat uit de houding van Sira Bouw, te weten het niet herstellen van het al op 22 juni 2015 aan Sira Bouw gemelde gebrek en haar schriftelijke reacties op de mededeling van de gebreken, blijkt dat deze nutteloos zou zijn. Volgens Naarden Vastgoed is Sira Bouw op 16 september 2016 zonder ingebrekestelling in verzuim geraakt, omdat uit de inhoud en strekking van de (onder 3.1. sub p geciteerde) brief van de advocaat van Sira Bouw en diens daarop volgende e-mail, volgt dat Sira Bouw heeft meegedeeld in de nakoming te zullen tekortschieten. Nu Naarden Vastgoed Sira Bouw in haar e-mail van diezelfde dag uitdrukkelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de niet-conforme uitvoering, is voldaan aan de in artikel 6:82 lid 2 BW uitgewerkte eisen voor het doen intreden van verzuim.
Hieraan doet niet af dat Naarden Vastgoed in haar (onder 3.1 sub o geciteerde) e-mail van 14 september 2015 heeft aangekondigd in de gebrekkige oplevering te berusten indien de uitvoering door de gemeente en de VvE zou worden geaccepteerd.
Evenmin doet daaraan af dat zij in eerste aanleg aanvankelijk nakoming heeft gevorderd. Feit is dat Sira Bouw, ook na kennisname van de conclusie van antwoord, zich niet bereid heeft verklaard om herstelwerkzaamheden uit te voeren, maar zich altijd en zeer stellig op het standpunt heeft gesteld het werk conform opdracht te hebben uitgevoerd en om die reden ook geen opschorting heeft willen accepteren, aldus (nog steeds) Naarden Vastgoed.
3.4.2
Sira Bouw bestrijdt dat zij in verzuim is geraakt. Volgens Sira Bouw is er geen sprake van een weigerachtige reactie op grond waarvan Naarden Vastgoed kon aannemen dat zij geen herstelwerkzaamheden zou verrichten. Sira Bouw merkt verder onder meer op dat het haar pas tijdens de comparitie op 12 mei 2016 duidelijk is geworden wat er speelde en waarop de kosten/werkzaamheden betrekking hadden.
3.4.3
Het hof verwerpt het betoog van Naarden Vastgoed. Vaststaat dat nakoming in dit geval niet blijvend onmogelijk was. Dat betekent dat Naarden Vastgoed pas aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor het door een derde laten verlagen van de dakkapel indien Sira Bouw op het moment waarop Naarden Vastgoed die kosten maakte in verzuim verkeerde. De stelplicht en bewijslast daarvan rusten op Naarden Vastgoed. Naarden Vastgoed heeft niet gesteld dat zij Sira Bouw op enig moment in gebreke heeft gesteld, maar stelt op zichzelf terecht dat verzuim ook zonder ingebrekestelling kon intreden, zij het slechts indien zij uit de mededelingen of houding van Sira Bouw redelijkerwijs heeft mogen afleiden dat Sira Bouw niet bereid zou zijn om de hoogte van de dakkapel aan te passen. Dat Sira Bouw, terwijl zij doende was om haar openstaande facturen betaald te krijgen, aan Naarden Vastgoed heeft meegedeeld dat de opdracht volgens afspraak is uitgevoerd, is hiervoor onvoldoende. Naarden Vastgoed heeft Sira Bouw niet alleen niet gesommeerd maar ook niet verzocht over te gaan tot aanpassing van de dakkapel. In haar e-mails aan Sira Bouw wordt slechts over de plaatsing van de dakkapel in de dakgoot gesproken. Sira Bouw, die opmerkt dat de bouwtekeningen helemaal niet zo duidelijk waren als Naarden Vastgoed stelt en dat zij niet over de bijbehorende vergunning beschikte, heeft in de inleidende dagvaarding ook alleen de gewraakte plaatsing in de dakgoot als twistpunt genoemd. Onder deze omstandigheden heeft Naarden Vastgoed niet mogen aannemen dat het - in de zin van artikel 6:82 lid 2 BW - nutteloos zou zijn om Sira Bouw aan te manen om de hoogte van de dakkapel aan te passen en dat Sira Bouw daartoe niet bereid zou zijn. Dat Sira Bouw kennelijk een afschrift van het bezwaarschrift heeft ontvangen, is onvoldoende om hierover anders te oordelen.
3.4.4
Naarden Vastgoed werpt op zichzelf terecht op dat verzuim ook tijdens een gerechtelijke procedure kan intreden. Dat biedt haar in dit geval echter geen soelaas. Op het moment dat Sira Bouw in haar conclusie van antwoord in reconventie op de aanvankelijke (nog voorwaardelijk geformuleerde) vordering tot nakoming van Naarden Vastgoed reageerde, had Naarden Vastgoed de hoogte van de dakkapel reeds door Verbouwexpert laten veranderen. Dat Naarden Vastgoed Sira Bouw nog in de gelegenheid heeft gesteld om dat zelf te doen, is gesteld noch gebleken.
3.4.5
De conclusie is dat grief 1 faalt en in het verlengde daarvan ook de vermeerderde eis van Naarden Vastgoed die strekt tot toewijzing van € 18.375,76 aan herstelkosten (in appel heeft Naarden Vastgoed ook nog de betaling van een meerwerkfactuur van € 1.071,00 exclusief btw gevorderd) met de wettelijke handelsrente vanaf 12 mei 2016, alsmede tot toewijzing van € 372,57 wegens het doen stellen van een bankgarantie.
3.5.1
Grief 2betreft de toewijzing van de wettelijke handelsrente over het (volledige) op 21 juli 2015 gefactureerde bedrag. Naarden Vastgoed voert aan dat zij betaling van die factuur op goede gronden heeft mogen opschorten omdat Sira Bouw het werk niet conform de overeenkomst heeft uitgevoerd en in ieder geval op 16 september 2015 in verzuim is komen te verkeren, terwijl haar uiteindelijke schade hoger is dan het bedrag van die factuur.
3.5.2
Nu hiervoor is geoordeeld dat Naarden Vastgoed geen aanspraak kan maken op schadevergoeding omdat Sira Bouw niet in verzuim is geraakt, is Naarden Vastgoed over het openstaande factuurbedrag wel handelsrente verschuldigd. Uit de
- summiere - toelichting van Naarden Vastgoed op deze grief blijkt niet, althans niet voldoende duidelijk, dat zij ook (zelfstandig) opkomt tegen de door de kantonrechter bepaalde rentedatum. Naarden Vastgoed stelt ook niet welke datum hiervoor volgens haar dan wel zou moeten worden aangehouden. Dat betekent dat ook deze grief niet slaagt.
3.6.
In het verlengde van de hiervoor gegeven beslissingen strandt – als afhankelijk van het welslagen van de grieven 1 en 2 – ook
grief 3, die ziet op de in het vonnis begrote beslagkosten.
3.7.1
Sira Bouw heeft
in incidenteel appeléén grief geformuleerd. Die grief is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat Sira Bouw € 680,00 beslagkosten heeft gemaakt. Dit moet, aldus Sira Bouw, € 1.399,26 zijn.
3.7.2
Naarden Vastgoed bestrijdt niet dat, als de beslagkosten verschuldigd zijn, € 1.293,59 behoort te worden toegewezen. Zij voert slechts aan dat de kosten die zijn verbonden aan het opheffen van het beslag, te weten € 105,67, niet toewijsbaar zijn omdat deze niet onder artikel 706 Rv begrepen kunnen worden. Daarnaast voert Naarden Vastgoed verweer tegen de kosten van het incidentele appel, omdat Sira Bouw in eerste aanleg niet zelf de juiste en complete kosten van het leggen van conservatoir beslag heeft opgegeven.
3.7.3
Het hof zal het gevorderde bedrag van € 1.399,26 toewijzen. Anders dan Naarden Vastgoed bepleit, dient zij ook de kosten voor het opheffen van het conservatoire beslag te voldoen, nu Sira Bouw dit beslag op goede gronden heeft gelegd.
Dat betekent dat de grief in incidenteel appel slaagt.
3.8.
De slotsom luidt dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover het de hoogte van de aan Sira Bouw toegewezen beslagkosten betreft en voor het overige zal worden bekrachtigd.
3.9.
Naarden Vastgoed zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het principale appel. Het hof zal de proceskosten van het incidentele appel compenseren, nu deze niet voortvloeien uit een door Naarden Vastgoed gevoerd verweer.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep waar het de onder 5.2 van het dictum opgenomen beslissing over de beslagkosten betreft, en
in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Naarden Vastgoed in de beslagkosten tot op heden begroot op € 1.399,26;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt Naarden Vastgoed in de proceskosten van het principale appel en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van Sira Bouw gevallen, op € 1.957,00 voor verschotten en op € 1.158,00 voor salaris advocaat;
compenseert de proceskosten van het incidentele appel;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, D.J. van der Kwaak en M.E. van Rossum en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 20 februari 2018.