Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven I tot en met IIIlenen zich voor gezamenlijke behandeling. Blijkens de toelichting hierop en de reactie daarop van de zijde van Hemera verschillen partijen van mening omtrent het antwoord op de vraag onder welke omstandigheden [appellante] haar werkzaamheden voor Hemera verrichtte. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
IV en Voverweegt het hof als volgt. Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 7:658 lid 2 BW het aan de werknemer is te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij de schade waarvan hij vergoeding vordert, heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor de werkgever. Indien vaststaat dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden, kan de werkgever zich van aansprakelijkheid daarvoor bevrijden door te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij de in artikel 7:658 lid 1 BW bedoelde verplichtingen is nagekomen. Daarbij geldt wel dat wanneer een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden en schade aan zijn gezondheid heeft opgelopen, het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en die schade in beginsel moet worden aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden dergelijke schade lijdt. Voor de toepassing van deze regel, de ‘arbeidsrechtelijke omkeringsregel’, is nodig dat de werknemer niet alleen stelt en zo nodig bewijst dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid, maar ook dat hij stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt. De hier bedoelde regel drukt het vermoeden uit dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht. Dat vermoeden wordt gerechtvaardigd door hetgeen in het algemeen bekend is omtrent de ziekte en haar oorzaken, alsook door de schending door de werkgever van een veiligheidsnorm die beoogt de hier bedoelde schade te voorkomen. Gelet daarop is voor dat vermoeden geen plaats in het geval het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is.
4.Beslissing
dinsdag 20 maart 2018voor het nemen van een akte aan de zijde van [appellante] tot het hiervoor omschreven doel en bepaalt dat Hemera daarop eveneens bij akte zal kunnen reageren;