ECLI:NL:GHAMS:2018:550
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijkheid van appellant in tuchtprocedure tegen notaris
In deze zaak heeft de broer van klager, hierna aangeduid als appellant, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden. De kamer had op 24 juli 2017 de klacht van klager tegen de notaris gegrond verklaard en de notaris een waarschuwing opgelegd. Appellant, die als executeur in de nalatenschap van de overleden vader van klager fungeerde, stelde dat de kamer ook negatieve uitspraken over zijn handelen had gedaan, waardoor hij een procesbelang had en ontvankelijk zou moeten zijn in zijn hoger beroep.
Het hof heeft echter geoordeeld dat appellant niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat alleen de betrokken notaris, klager, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) en het Bureau Financieel Toezicht (BFT) het recht hebben om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de kamer. Aangezien appellant geen van deze hoedanigheden bezit, komt hem dat recht niet toe. Het hof heeft ook het verzoek van klager om appellant te veroordelen in de proceskosten afgewezen, omdat er in een tuchtprocedure geen wettelijke grondslag voor een dergelijke veroordeling bestond. De beslissing van het hof is op 20 februari 2018 openbaar uitgesproken.