ECLI:NL:GHAMS:2018:5151

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
23-004261-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname in 1959, was aangeklaagd voor bedreiging en mishandeling van een vrouw op 5 november 2014 te Schiphol. De verdachte had de vrouw bedreigd met woorden als: 'Jij gaat nu die fucking auto weghalen, anders sla ik je bril in je gezicht' en had haar met een kruk op de voet geprikt. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 oktober 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de raadsman van de verdachte. De raadsman pleitte voor vrijspraak, wijzend op tegenstrijdigheden in de verklaringen van de aangeefster en een getuige, en op de fysieke beperkingen van de verdachte. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en de getuige in essentie consistent waren.

Het hof achtte de bedreiging en mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en het hof legde dezelfde straf op als eerder door de politierechter was opgelegd, met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis, met toepassing van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004261-16
Datum uitspraak: 30 oktober 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-218156-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1959,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 oktober 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 5 november 2014 te Schiphol, althans in de gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Jij gaat nu die fucking auto weghalen anders sla ik je bril in je gezicht", "Als je nu je auto niet wegzet, sla ik je bril door je strot heen" en/of "Als je sigarettenrook in mijn gezicht blaast, sla ik die sigaret dwars door je gezicht", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.hij op of omstreeks 5 november 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] al dan niet met een kruk, althans enig voorwerp, op/tegen de voet te prikken en/of te slaan.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewijsverweer
De raadsman heeft vrijspraak van beide tenlastegelegde feiten bepleit en daartoe aangevoerd dat de verklaring van de aangeefster [slachtoffer] verschilt van de verklaringen van de getuige [getuige]. Ook heeft de raadsman erop gewezen dat de verdachte slecht ter been is en met behulp van een kruk loopt en dat deze heeft verklaard zijn evenwicht te hebben verloren en daardoor onopzettelijk de aangeefster met die kruk op de voet te hebben geraakt.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe dat aan de raadsman moet worden toegegeven dat de verklaringen van de aangeefster en de getuige op onderdelen enigszins van elkaar verschillen, maar dat de strekking daarvan naar de kern genomen niet uiteenloopt. Voor het overige vindt het verweer zijn weerlegging in de hierna genoemde bewijsmiddelen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 5 november 2014 te Schiphol [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je nu je auto niet wegzet, sla ik je bril door je strot heen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.hij op 5 november 2014 te Schiphol [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] met een kruk op de voet te prikken.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
1. Een proces-verbaal van aangifte [PL27RP/14-091753] van 5 november 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 november 2014 tegenover de verbalisant afgelegde
verklaring van [slachtoffer]:
Ik doe aangifte van mishandeling. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte pijn.
Op 5 november 2014 reed ik de parkeerplaats op bij mijn werk, gelegen aan de [adres 2]. Op deze parkeerplaats heb ik mijn eigen parkeerplaats, deze parkeerplaats heeft een bord met daarop mijn kenteken. Ik zag toen ik de parkeerplaats op reed dat er een voor mij onbekende auto op mijn parkeerplaats stond. Dit ging om een zilveren [het hof begrijpt: zilverkleurige] Mercedes met kenteken [kenteken]. Omdat ik nergens anders mijn auto kon parkeren, heb ik mijn auto voor de deze Mercedes gezet. Ik heb met mijn iPad foto’s gemaakt van de Mercedes. Er kwam een voor mij onbekende man naar mij toe. Ik hoorde de man vragen: “Weet u van wie de auto is welke mij blokkeert?”. Ik vroeg hem of hij niet had gezien dat het een gereserveerde parkeerplaats is en dat hij tegen het bord aan stond. De man zei op agressieve toon: “Je gaat nu je focking auto weghalen”. Dat zei de man terwijl hij bijna neus aan neus met mij stond. Ik bleef naar achteren lopen maar ik zag dat de man steeds weer dichterbij mij kwam staan. Ik voelde mij bedreigd. Dit voelde ik omdat ik begon te trillen.
Er stond beneden iemand te roken die alles heeft gezien. Ik zag dat de man weer op mij afkwam en ik hoorde hem zeggen: “Jij gaat nu je fucking auto weghalen!”. Ik zag dat de man nog steeds erg dichtbij mij stond, hier voelde ik mij erg onprettig bij en het voelde erg dreigend aan.
De man had zijn kruk vast. Ik zag dat de man een krachtige klap gaf met de kruk van boven naar beneden. Ik zag dat de kruk op mijn linker voet terecht kwam. Ik voelde meteen hevige pijn in mijn voet. Ik zag dat de man een woeste blik had in zijn ogen. Ik zag de man die stond te roken meteen tussen ons in [kwam] staan. Ik zag dat de man weer neus aan neus met mij kwam staan. Ik hoorde de man zeggen: “Je gaat nu die fucking auto weghalen, anders sla ik de bril in je gezicht”. Ik voelde mij daardoor erg bedreigd. Ik voelde de angst door mijn lijf want ik begon te trillen en ik voelde mijn hartslag omhoog gaan.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige [PL27RP/14-091753] van 14 november 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 november 2014 tegenover verbalisant afgelegde
verklaring van [getuige]:
Op 5 november 2014 bevond ik mij in een kantoorgebouw gelegen aan de [adres 2]. Op een gegeven ogenblik ben ik naar buiten gegaan om een sigaret te roken. Ik zag een heer en een dame die een stevige woordenwisseling hadden. Ik hoorde met name meneer nogal met stemverheffing praten. Meneer begon te schreeuwen dat mevrouw haar auto weg moest halen. Ik begreep dat meneer op een parkeerplaats stond en dat mevrouw de doorgang blokkeerde met haar auto. De situatie escaleerde en meneer prikte nogal vrij hard met zijn loopkruk op de voet van mevrouw. Ik zag aan mevrouw dat ze dit wel degelijk voelde. Ik zag een geschrokken en vertrokken gezicht bij mevrouw. Hierop ben ik tussen mevrouw en meneer gaan staan. Ik zag en hoorde dat meneer dreigend overkwam. Ik hoorde meneer zeggen: “Als je nu je auto niet wegzet, sla ik je bril door je strot heen.”
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [PL27RP/14-091753] van 11 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 februari 2015 tegenover verbalisanten afgelegde
verklaring van de verdachte:
Ik had een afspraak te Schiphol (naar het hof begrijpt: op 5 november 2014). Ik heb mijn auto, een Mercedes voorzien van kenteken [kenteken], geparkeerd. Toen ik terug kwam van mijn afspraak zag ik dat mijn auto geblokkeerd werd. Ik wilde binnen gaan vragen van wie die auto was waarop er een vrouw kwam aanlopen en ik hoorde haar zeggen: “Je hebt mijn paal kapot gemaakt.”. Zij wilde dat ik mijn auto weghaalde. Ze begon foto’s te maken met haar iPad. Ik loop met een kruk. Ik heb haar gezegd: "Als je sigaretten rook in mijn gezicht blaast, sla ik die sigaret dwars door je gezicht".
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling van een vrouw met wie hij op straat een woordenwisseling had. Daarbij heeft hij dreigende woorden jegens geuit en krachtig met zijn kruk op haar voet geprikt. De verdachte heeft daarmee gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer teweeg gebracht en haar daarnaast flinke pijn bezorgd. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij, toen hij door het slachtoffer werd aangesproken op het feit dat hij zijn auto had geparkeerd op een plek waar dat voor hem niet was toegestaan, zich niet heeft weten te beheersen en door middel van de bewezenverklaarde handelingen zijn onvrede jegens haar heeft geuit.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 oktober 2018 blijkt dat hij eerder voor mishandeling onherroepelijk is veroordeeld. Nu het veroordelingen van langere tijd geleden betreft zal het hof deze de verdachte niet meer tegenwerpen.
Het hof heeft gelet op de straffen die door rechters bij bedreiging en eenvoudige mishandeling plegen te worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin worden geldboetes van € 250,- onderscheidenlijk € 500,- genoemd. Gelet hierop en gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht het hof in beginsel een hogere geldboete passend dan de geldboete die in eerste aanleg aan de verdachte is opgelegd. In het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde ziet het hof echter aanleiding te volstaan met het opleggen van een geldboete die gelijk is aan de eerder door de politierechter opgelegde, en nu door de advocaat‑generaal gevorderde, geldboete.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 oktober 2018.