ECLI:NL:GHAMS:2018:5130

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
200.205.302/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van kliniek bij PIP-implantaten en informatievoorziening aan patiënten

In deze zaak gaat het om de zorgplicht van een kliniek ten aanzien van patiënten die PIP-implantaten hebben ontvangen. De appellante, die bij de kliniek was behandeld, stelde dat de kliniek tekortgeschoten was in de nazorg en haar niet had geïnformeerd over de risico's van de PIP-implantaten. Het hof oordeelde dat de kliniek patiënten diende aan te schrijven op het adres en onder de naam die zij hadden verstrekt, maar dat het niet noodzakelijk was om dit aangetekend te doen. De appellante had onvoldoende bewijs geleverd dat de kliniek haar niet had geïnformeerd. Het hof verwierp de stellingen van de appellante en concludeerde dat de kliniek niet onzorgvuldig had gehandeld. De eerdere uitspraak van de rechtbank, die de vordering van de appellante had afgewezen, werd bekrachtigd. De appellante werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.205.302/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 4562914 CV EXPL 15-29622
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 juni 2018
[appellante],
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. R.M.W.H. Bedaux te Heerlen,
tegen

1.Stichting Medisch Centrum [J] ,

en
2.
Esthetisch Chirurgie en Laser Centrum Amsterdam B.V.,
beide gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.J.J. de Ridder te Utrecht.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellante] , [J] en ECA genoemd. [J] en ECA worden hierna gezamenlijk [geïntimeerden] genoemd.
Het hof verwijst naar het tussenarrest van 19 december 2017 voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum. Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte uitlating, met producties van de zijde van [geïntimeerden] ;
- antwoordakte na tussenarrest van de zijde van [appellante] .
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
[appellante] legt aan haar vordering ten grondslag dat [geïntimeerden] zijn tekortgeschoten in de nazorg van de behandelingsovereenkomst, althans dat zij onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld. Het hof heeft de stellingen die [appellante] aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd verworpen, behoudens voor zover zij [geïntimeerden] verwijt dat zij haar nooit voor controle hebben opgeroepen, ook niet nadat de PIP-fraude bekend was geworden. [geïntimeerden] hebben zich tegen die stelling verweerd met het betoog dat zij [appellante] schriftelijk hebben geïnformeerd, maar dat zij in 2012 bij hen stond geregistreerd onder de naam van haar voormalige partner en op een ander adres. Naar [geïntimeerden] betogen, behoort dit tot de risicosfeer van [appellante] .
In het tussenarrest heeft het hof [geïntimeerden] gelast bij akte de feitelijke gegevens te verstrekken ter motivering van hun betwisting van de stelling van [appellante] dat zij niet is geïnformeerd.
2.2.
Bij akte hebben [geïntimeerden] overgelegd een (geanonimiseerde) uitdraai van een excelbestand dat de eerste pagina van een verzendlijst toont van de patiënten die naar aanleiding van de PIP-fraude zijn aangeschreven. Deze pagina bevat een aanduiding van de verschillende kolommen van het excelbestand. Voorts hebben zij de bladzijde van het excelbestand overgelegd die gegevens van [appellante] toont. Tezamen bieden deze het volgende beeld (omwille van de leesbaarheid zijn de gegevens verticaal gerangschikt):
Naam
[P]
geboortedatum
[geboortedatum]
polibezoek
--
OK datum
16-09-1999
reactie op ruptuur
geen gegeven
opmerking
geen reactie op eerste PIP brief; geen gegevens medicore/huisarts; foutief nummer
straat
[straatnaam 1]
nr.
[huisnummer]
PC
[postcode]
plaats
[plaats]
Volgens [geïntimeerden] blijkt hieruit dat zij [appellante] naar aanleiding van de PIP-fraude hebben aangeschreven maar dat op die brief geen reactie is ontvangen. Verder blijkt volgens [geïntimeerden] dat tevergeefs is getracht het telefoonnummer van [appellante] te achterhalen, dat zij onder de naam [P] niet voorkwam in het in 2006 ingevoerde administratiesysteem Medicore en dat de huisarts evenmin bekend was. Verder hebben [geïntimeerden] aangevoerd dat de desbetreffende rij in het excel-bestand blauw is gekleurd, hetgeen betekent dat is geconcludeerd dat [appellante] niet traceerbaar was en dat geen verdere actie kon worden ondernomen. Het adres is in zoverre onjuist in het bestand opgenomen dat het adres van [appellante] had moeten zijn [straatnaam 2] [huisnummer] ; de postcode is volgens [geïntimeerden] wel correct.
2.3.
[appellante] betoogt in haar antwoordakte onder meer dat uit de lijst niet blijkt dat [appellante] daadwerkelijk is aangeschreven. Verder betwist zij dat de brief is verstuurd, terwijl de brief, gelet op het foutieve adres haar hoe dan ook niet zou hebben bereikt. Het had bovendien op de weg van [geïntimeerden] gelegen de brief aangetekend te versturen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
2.4.
De zorgplicht van [geïntimeerden] bracht in de gegeven omstandigheden mee dat zij patiënten bij wie in de bewuste periode PIP-implantaten waren geplaatst zouden aanschrijven op de adressen onder de naam die hun patiënten op enig moment aan hen hadden verstrekt. De zorgplicht ging niet zo ver dat zij brieven aangetekend (met bericht van ontvangst) zouden hebben moeten versturen.
Stelplicht en bewijslast dat [geïntimeerden] in hun zorgplicht zijn tekortgeschoten rusten op [appellante] . Dat wordt niet anders nu het hof [geïntimeerden] heeft gelast de feitelijke gegevens te verstrekken ter motivering van hun betwisting van de stelling van [appellante] dat zij haar niet hebben geïnformeerd.
2.5.
In het licht van de door [geïntimeerden] overgelegde gegevens heeft [appellante] onvoldoende onderbouwd dat [geïntimeerden] naar aanleiding van het bekend worden van de PIP-fraude niet aan hun zorgplicht hebben voldaan. In het excelbestand wordt achter de naam van [P] , de naam die [appellante] destijds voerde, vermeld dat zij niet heeft gereageerd op de eerste PIP-brief en dat zij ook niet kon worden getraceerd via het administratiesysteem Medicore of via haar huisarts.
[appellante] heeft tegen deze achtergrond onvoldoende onderbouwd dat [geïntimeerden] haar naar aanleiding van de ontdekking van de PIP-fraude niet hebben aangeschreven.
2.6.
Voor zover [appellante] [geïntimeerden] betoogt dat het feit dat zij geen brief heeft ontvangen is te wijten aan onzorgvuldig handelen van [geïntimeerden] , verwerpt het hof deze stelling. Uit het excelbestand blijkt dat [appellante] bij [geïntimeerden] stond geregistreerd op haar oude adres onder de achternaam van haar toenmalige echtgenoot. Niet in geschil is dat [appellante] sinds de operatie haar meisjesnaam weer is gaan voeren en dat zij sindsdien is verhuisd. [appellante] heeft niet gesteld dat zij haar nieuwe adres(sen) en haar meisjesnaam aan [geïntimeerden] heeft meegedeeld. Onder die omstandigheden is het hof van oordeel dat het [geïntimeerden] niet valt te verwijten dat de brief haar niet heeft bereikt. Het feit dat zij geen brief heeft ontvangen is veeleer het gevolg van omstandigheden die [appellante] betreffen en die rechtvaardigen dat zij het nadeel draagt.
2.7.
Voor zover [appellante] haar betoog doet steunen op de omstandigheid dat het excelbestand een typefout bevat ( [straatnaam 1] in plaats van [straatnaam 2] ), kan haar dat niet baten; [appellante] heeft namelijk niet gesteld dat de brief haar wel (op haar nieuwe adres) zou hebben bereikt indien
[straatnaam 2]op de enveloppe stond vermeld. Dat had gelet op haar verhuizing en gewijzigde naamvoering wel op haar weg gelegen. Bij die stand van zaken kan in het midden blijven of de brief inderdaad is bezorgd op het adres [straatnaam 2] [huisnummer] , [postcode] [plaats] .
2.8.
Voor zover [appellante] [geïntimeerden] in haar antwoordakte verwijt dat deze de contactgegevens van de huisarts van [appellante] niet hebben genoteerd en dat de melding in het operatieverslag dat een kopie van dat verslag naar de huisarts is verzonden mogelijk onjuist is, gaat het hier om nieuwe stellingen waarvoor in dit stadium van de procedure geen plaats is.
2.9.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat [geïntimeerden] zijn tekortgeschoten in hun nazorg of onzorgvuldig jegens [appellante] hebben gehandeld. Grief 3 faalt. De overige grieven kunnen niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis en behoeven daarom geen verdere bespreking.
2.10.
De bewijsaanbiedingen hebben geen betrekking op feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot een andere beslissing in deze zaak kunnen leiden en worden daarom als niet ter zake dienend gepasseerd. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 718 aan verschotten en € 1.138,50 voor salaris;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W.H. Vink, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en J.M. de Jongh en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2018.