In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is schuldig bevonden aan de mishandeling van een vrouw, ontstaan uit een woordenwisseling over het niet verlenen van voorrang in het verkeer. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, maar het hof heeft dit vonnis gedeeltelijk vernietigd en de straf aangepast. De verdachte heeft het slachtoffer meerdere keren geslagen en geschopt, wat heeft geleid tot pijn en letsel. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte. De opgelegde straffen zijn een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een taakstraf van veertig uren. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de benadeelde partij geen eigen schuld heeft aan de mishandeling, ondanks de betwisting van de hoogte van de vordering door de raadsman van de verdachte. De wettelijke voorschriften die van toepassing zijn, zijn onder andere artikelen uit het Wetboek van Strafrecht.