ECLI:NL:GHAMS:2018:5125

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
23-004383-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door middel van braak met oplegging van gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 8 december 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994, was beschuldigd van diefstal door middel van braak, waarbij hij op 29 november 2017 in Amsterdam een TomTom navigatiesysteem en een oplader had weggenomen uit een auto. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde diefstal. De verdachte had zich toegang verschaft tot de auto door de ruit te vernielen.

De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan vier weken voorwaardelijk. In hoger beroep vorderde de advocaat-generaal een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. Het hof heeft echter geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden passend is, gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten en zijn negatieve houding ten opzichte van reclassering.

Het hof heeft de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De beslissing van het hof is gebaseerd op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, en de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004383-17
datum uitspraak: 15 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 december 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702974-17, 13-701673-15 (TUL) en 13-703257-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een TomTom navigatiesysteem en een oplader, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat weg te nemen goed(eren) heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere kwalificatie komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 november 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een TomTom navigatiesysteem en een oplader, toebehorende aan [winkel], waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die weg te nemen goederen heeft verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken met aftrek, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een auto door middel van braak. Verdachte heeft de autoruit vernield en vervolgens diverse goederen, waaronder een TomTom navigatiesysteem, uit de auto weggenomen. Dergelijke feiten veroorzaken behalve materiële schade ook overlast en hinder en zorgen daarnaast voor gevoelens van onveiligheid bij betrokkenen. Oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf is hierdoor in beginsel gerechtvaardigd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 mei 2018 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de brief van 3 oktober 2017 van de Reclassering Nederland aan de verdachte en het reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 7 december 2017. Uit deze stukken volgt dat de verdachte zich niet (volledig) houdt aan de afspraken met de reclassering en dat de behandeling bij Inforsa en het begeleid wonen traject negatief zijn beëindigd omdat de verdachte onvoldoende heeft meegewerkt.
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de verdachte grote financiële gevolgen heeft omdat hij dan het risico loopt dat zijn uitkering wordt stopgezet en hij niet meer aan zijn lopende betalingsverplichtingen jegens zijn schuldeisers kan voldoen. Uit het door de raadsvrouw ter terechtzitting overgelegde document, waaruit volgt dat een uitkering wordt stopgezet bij detentie, blijkt echter dat deze na de detentie weer kan worden hervat. Daar komt bij dat het hof deze omstandigheden onvoldoende zwaarwegend acht om niet over te gaan tot het opleggen van een gevangenisstraf. Voorts heeft de raadsvrouw gesteld dat de door de rechtbank opgelegde straf en de door de advocaat-generaal gevorderde straf niet conform de LOVS-oriëntatiepunten zijn en dat reeds om die reden een lagere straf dient te volgen. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte in de afgelopen jaren diverse keren is veroordeeld voor vermogensdelicten en hij tijdens het plegen van het onderhavige feit in een proeftijd liep, acht het hof het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf een gepasseerd station en een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Temeer nu de verdachte – zo volgt uit de stukken en is gebleken ter terechtzitting – in geen enkel stadium van de strafprocedure er blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Evenmin heeft hij zich op enigerlei wijze bereid getoond om, bijvoorbeeld onder toezicht en met begeleiding van de reclassering, te werken aan het terugdringen van het aanwezige recidivegevaar.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2015 ter zake van gekwalificeerde diefstal opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 77 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Tevens heeft het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 november 2015 ter zake van gekwalificeerde diefstal
opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. Ook deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof stelt vast dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijden waarop de vorderingen betrekking hebben, aan het onderhavige strafbare feit schuldig heeft gemaakt. Kennelijk hebben de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen weinig indruk op hem gemaakt, in ieder geval onvoldoende om hem ervan te weerhouden wederom een vergelijkbaar feit te begaan. Het hof ziet dan ook geen enkele aanleiding om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet of slechts ten dele te gelasten. Het standpunt van de raadsvrouw dat een gevangenisstraf voor de verdachte grote financiële gevolgen heeft en dat daarom deze vorderingen dienen te worden afgewezen, brengt het hof – gelet op de onder de strafmaat gegeven motivering – ook in het kader van de tenuitvoerleggingen niet tot een ander oordeel.

Vordering tenuitvoerlegging

Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2015, parketnummer 13-701673-15, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
77 (zevenenzeventig) dagen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 november 2015, parketnummer 13-703257-15, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. H.A. van Eijk en mr. A. van Verseveld, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 juni 2018.
mr. H.A. van Eijk en mr. A. van Verseveld zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]