In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname in 1953, was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en stond terecht voor mishandeling en diefstal. De tenlastelegging omvatte mishandeling van een slachtoffer op 15 september 2016 te Zwaag en diefstal van een tas uit een supermarkt op 24 november 2016 te Hoorn. De verdachte voerde aan dat hij zich had verdedigd tegen een aanval van het slachtoffer, maar het hof verwierp dit beroep op noodweer. Het hof oordeelde dat de feiten en omstandigheden niet voldoende steun boden voor de lezing van de verdachte. De verdachte werd schuldig bevonden aan zowel de mishandeling als de diefstal, maar het hof sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, maar het hof besloot tot een taakstraf van veertig uren, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling, omdat er procedurele tekortkomingen waren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij twee rechters niet in staat waren het arrest mede te ondertekenen.