ECLI:NL:GHAMS:2018:5124

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
23-000748-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en diefstal met verwerping van noodweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname in 1953, was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en stond terecht voor mishandeling en diefstal. De tenlastelegging omvatte mishandeling van een slachtoffer op 15 september 2016 te Zwaag en diefstal van een tas uit een supermarkt op 24 november 2016 te Hoorn. De verdachte voerde aan dat hij zich had verdedigd tegen een aanval van het slachtoffer, maar het hof verwierp dit beroep op noodweer. Het hof oordeelde dat de feiten en omstandigheden niet voldoende steun boden voor de lezing van de verdachte. De verdachte werd schuldig bevonden aan zowel de mishandeling als de diefstal, maar het hof sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, maar het hof besloot tot een taakstraf van veertig uren, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling, omdat er procedurele tekortkomingen waren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij twee rechters niet in staat waren het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000748-17
datum uitspraak: 15 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 februari 2017 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-268161-16 en 15-246615-16, alsmede 15-251790-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1953,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 15-268161-16:hij op of omstreeks 15 september 2016 te Zwaag, gemeente Hoorn [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (hard) tegen het lichaam te duwen;
in de zaak met parketnummer 15-246615-16:hij op of omstreeks 24 november 2016 te Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tasje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] ([adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd
.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

Verdachte heeft met betrekking tot de zaak met parketnummer 15-268191-16 aangevoerd – zo begrijpt het hof – dat hem een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces zou toekomen. De verdachte heeft daartoe aangevoerd dat hij een woordenwisseling had met aangeefster en dat zij de verdachte probeerde te slaan, waarna hij haar van zich af duwde.
Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer als volgt. Voor een geslaagd beroep op noodweer(exces) moet allereerst worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed waartegen verdediging noodzakelijk was. Het hof acht de feiten en omstandigheden die de verdachte aan het verweer ten grondslag heeft gelegd niet aannemelijk geworden. De door de verdachte gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt, behalve in zijn eigen verklaring, geen steun in het dossier, terwijl deze lezing zijn weerlegging vindt in de, aan de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige] ontleende, feiten en omstandigheden, van welke verklaringen het hof uitgaat. Die feiten en omstandigheden houden kort gezegd in dat de verdachte aangeefster na een korte woordenwisseling heeft geduwd.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedraging niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-268161-16 en in de zaak met parketnummer 15-246615-16 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer, 15-268161-16
hij op of omstreeks 15 september 2016 te Zwaag, gemeente Hoorn [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] hard tegen het lichaam te duwen;
in de zaak met parketnummer 15-246615-16hij op of omstreeks 24 november 2016 te Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tasje toebehorende aan [winkel] ([adres 2]).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 15-268161-16 levert op:
mishandeling.
Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 15-246615-16 levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1] door haar een harde duw te geven waardoor zij op de grond is gevallen. Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar pijn en letsel toegebracht. Dit soort geweld roept gevoelens van onveiligheid en angst op bij het slachtoffer. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een plastic tas uit een supermarkt. Dit is een ergerlijk feit dat hinder veroorzaakt voor de winkelier.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 mei 2018 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt. In zijn voordeel weegt echter dat het hierbij niet om recente veroordelingen gaat. Alles afwegende, acht het hof een lagere straf dan de advocaat-generaal heeft gevorderd en de politierechter heeft opgelegd, passend en geboden en zal het hof een taakstraf opleggen van na te melden duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 15-251790-15 overweegt het hof als volgt.
Bij de stukken bevindt zich de op 2 december 2016 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 15-251790-15, betreffende het bij verstek gewezen vonnis van 18 februari 2016 van de politierechter te Noord-Holland, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met bevel dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 week, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
Bij de stukken bevindt zich geen akte waaruit de betekening van de dagvaarding van de onderliggende zaak blijkt. Voorts blijkt niet dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan de verdachte is toegezonden dan wel betekend. Het hof verklaart het openbaar ministerie om die reden niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 15-251790-15.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. H.A. van Eijk en mr. A. van Verseveld, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 juni 2018.
mr. H.A. van Eijk en mr. A. van Verseveld zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]