ECLI:NL:GHAMS:2018:5119

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2018
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
23-004184-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het verkopen en aanwezig hebben van cocaïne met veelvuldige recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1981, was aangeklaagd voor het opzettelijk verkopen en aanwezig hebben van cocaïne op 6 november 2017 te Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft verkocht aan een medeverdachte en daarnaast een hoeveelheid cocaïne aanwezig had. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf herzien en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de recidive van de verdachte, die in de afgelopen vier jaar meermalen voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van de handel in cocaïne, wat gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit en gezondheidsrisico's voor gebruikers. De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004184-17
datum uitspraak: 10 december 2018
VERSTEK (niet gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-702818-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt (aan [naam]) of vervoerd (ongeveer) een wikkel, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 0,49 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere straf komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 november 2017 te Amsterdam, opzettelijk heeft verkocht aan [naam] een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. Daarbij zijn als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting en begeleiding door Cordaan gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk verkopen en aanwezig hebben van cocaïne. Hiermee heeft de verdachte in strijd met Opiumwet gehandeld. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de handel in cocaïne die veelal gepaard gaat met allerhande andere vormen van criminaliteit. Daarnaast leveren harddrugs een onaanvaardbaar gezondheidsrisico op voor de gebruikers daarvan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 november 2018 is hij in de afgelopen vier jaren meermalen ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dit sterk in het nadeel van de verdachte.
Gelet op het voorgaande en gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd aan recidivisten, acht het hof, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, passend en geboden. Anders dan de advocaat-generaal, ziet het hof geen enkele reden de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. H.A. van Eijk en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 december 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]