In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1981, was aangeklaagd voor het opzettelijk verkopen en aanwezig hebben van cocaïne op 6 november 2017 te Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft verkocht aan een medeverdachte en daarnaast een hoeveelheid cocaïne aanwezig had. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf herzien en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de recidive van de verdachte, die in de afgelopen vier jaar meermalen voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van de handel in cocaïne, wat gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit en gezondheidsrisico's voor gebruikers. De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.