In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van de verkoop van cocaïne op 23 januari 2018 te Ouderkerk aan de Amstel en/of Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en aanwezig hebben van ongeveer 10,39 gram cocaïne. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 november 2018 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van het medeplegen van de verkoop en het bezit van cocaïne. De verdediging stelde dat de verklaring van de getuige [naam 1] niet voldoende was, omdat er geen directe waarnemingen van de verkoop of het bezit van verdovende middelen waren gedaan door de verbalisanten. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaring van [naam 1] voldoende steun vond in de bevindingen van de verbalisanten, die de verdachte en de medeverdachte op heterdaad hebben aangehouden.
Het hof heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan het medeplegen van de verkoop van 0,82 gram cocaïne aan [naam 1]. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de overige cocaïne. De strafoplegging van 3 weken gevangenisstraf werd gehandhaafd, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zijn leven een positieve wending had gegeven door een opleiding te volgen en werk te hebben.