ECLI:NL:GHAMS:2018:5105

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2018
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
23-003467-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal in vereniging met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren op Curaçao in 1972, was aangeklaagd voor diefstal in vereniging, gepleegd op 28 juni 2017 te Heerhugowaard. De tenlastelegging omvatte diefstal van parfums uit twee winkels. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal bij de tweede winkel, waardoor de verdachte van dat deel van de aanklacht werd vrijgesproken. Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte samen met een ander parfums had gestolen uit de eerste winkel. De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 60 uren opgelegd. In hoger beroep heeft het hof de straf aangepast naar een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 40 uren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de impact van zijn daden op de gedupeerden. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003467-17
datum uitspraak: 13 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-118453-17 tegen
[verdachte],
geboren te Curaçao op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 28 juni 2017 te Heerhugowaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s):
- in/uit [winkel 1], één of meerdere parfums en/of eau de toilette, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1] en/of
- in/uit [winkel 2], één of meerdere parfums en/of eau de toilette, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 2].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeteren. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak diefstal [winkel 2]

Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 3 juli 2018 blijkt dat van de diefstal bij de [winkel 2] op 28 juni 2017 geen beelden (meer) beschikbaar zijn. Uit het op 29 juni 2017 door dezelfde verbalisant opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, waarin het bekijken van de beelden door hem is beschreven, en de aangifte namens [winkel 2] (waarin eveneens de beelden zijn beschreven) blijkt met betrekking tot het aandeel van de verdachte slechts dat hij aanwezig was bij het wegnemen van twee ‘geurtjes’ door twee andere personen. Deze aanwezigheid en de vermelding van de verbalisant dat de verdachte ‘kennelijk het zicht afschermde’, is niet voldoende voor bewezenverklaring van het medeplegen van die diefstal door de verdachte. De gang van zaken zoals beschreven door medeverdachte [medeverdachte] – inhoudende dat het de verdachte was die een flesje parfum uit het schap aan haar gaf, waarna zij het in haar (geprepareerde) tas stopte – komt niet overeen met hetgeen volgens voormelde verbalisant en de aangever op de beelden is te zien, zodat het hof deze verklaring buiten beschouwing zal laten.
Met de advocaat-generaal en de raadsman, is het hof dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de diefstal bij de [winkel 2] heeft (mede)gepleegd, zodat de verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het overige tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 juni 2017 te Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit [winkel 1] eau de toilette’s, toebehorende aan [winkel 1].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde, twee winkeldiefstallen in vereniging, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft aanvankelijk gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf wordt veroordeeld ter zake van beide winkeldiefstallen. Nadien heeft hij alsnog vrijspraak van de diefstal bij [winkel 1] gevorderd, hij heeft zijn eis verder niet gewijzigd.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een taakstraf van geringe omvang op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Met zijn handelwijze heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het gedupeerde winkelbedrijf. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien schade en overlast voor winkelbedrijven.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 juli 2018 is hij eerder meermalen ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. A.M. van Woensel en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 augustus 2018.
=========================================================================
[…]