In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor opzetheling van een smartphone, een iPhone 6+, die hij op 8 augustus 2016 in zijn bezit had. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem een geldboete had opgelegd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 september 2018 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de telefoon van diefstal afkomstig was. De verdachte verklaarde dat de telefoon van een vriend was en dat hij deze enkel vasthield vanwege de schuldenlast van die vriend.
Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte onder verdachte omstandigheden in het bezit was van de iPhone 6+, die kort na de diefstal bij hem werd aangetroffen. De verdachte had wisselend verklaard over de eigenaar van de telefoon en kon geen aannemelijke verklaring geven voor het bezit ervan. Het hof oordeelde dat de verdachte wist dat de telefoon van diefstal afkomstig was, en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. In plaats van een geldboete, die niet passend werd geacht gezien de schuldenlast van de verdachte, heeft het hof een taakstraf van 25 uren opgelegd. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.