ECLI:NL:GHAMS:2018:5094

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2018
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
23-000472-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal van twee stofzuigers en een afvalbak met bewijsuitwerking en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1974 in Suriname, was beschuldigd van winkeldiefstal van twee stofzuigers en een afvalbak, gepleegd op 3 december 2017 in Hoofddorp. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een geldboete van € 750, subsidiair 15 dagen hechtenis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 september 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd, waarbij hij de goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en in plaats daarvan een taakstraf van 40 uren opgelegd, subsidiair 20 dagen hechtenis, rekening houdend met de penibele financiële situatie van de verdachte. Daarnaast heeft het hof de in beslag genomen goederen, te weten de stofzuigers en de afvalbak, teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, de winkel. Het hof heeft ook een taakstraf van 60 uren opgelegd in plaats van de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen, vanwege de overtreding van de voorwaarden van die straf. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000472-18
datum uitspraak: 17 september 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 februari 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-246720-17 en 03-659329-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te district Suriname (Suriname) op [geboortedag] 1974,
door de raadsman ter terechtzitting opgegeven adres: [adres 1] ).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 december 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een pannenset en/of
- een blender en/of
- een messenblok en/of
- een moulinette en/of
- een hoeveelheid bestek en/of
- een prullenbak en/of
- een of meerdere stofzuigers
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel] ( [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 december 2017 te Hoofddorp een prullenbak en stofzuigers die geheel toebehoorden aan [winkel] ( [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.
1. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1100-2017247521-11 van 3 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 december 2017 tegenover verbalisant afgelegde
verklaring van [getuige]:
Op 3 december 2017 stond ik omstreeks 15.39 uur in [het filiaal van] [winkel] , [gevestigd aan het] [adres 2] te Hoofddorp. Ik stond bij de detectiepoortjes. Ik zag een man met in zijn ene hand een metalen prullenbak, in de andere hand 2 witte langwerpige dozen.
Ik omschrijf de man als volgt:
- licht getint;
- 1.90-1.95 meter;
- [kenmerk] .
Ik zag dat de man de [winkel van] [winkel] uit liep. Ik zag dat de man richting de roltrap liep. Ik zag dat de man met de roltrap naar beneden ging. Onder aan de roltrap ging hij naar rechts, richting de parkeergarage.
Ik zag dat de man dit allemaal deed in een hoog tempo. Ik heb [naar het hof begrijpt: van de man] foto’s gemaakt.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2017247521-7 van 3 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van voornoemde verbalisanten, of één van hen:
Op 3 december 2017 kregen wij omstreeks 15.46 uur de melding te gaan naar de [winkel van] [winkel] aan het [adres 2] te Hoofddorp. Op deze locatie zou er een winkeldiefstal zijn gepleegd. Wij kregen te horen dat er een man bij betrokken zou zijn. De man zou nog voor de [winkel van] [winkel] staan. Wij kwamen omstreeks 15.52 uur ter plaatse. Wij kregen te horen dat collega [verbalisant 3] de man had staandegehouden. Wij zijn naar collega [verbalisant 3] gelopen. Wij zagen een man staan. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , kan de man als volgt omschrijven:
- getinte huidskleur;
- 1.90/1.95 meter lang;
- kaal;
- [kenmerk] .
De man bleek te zijn [genaamd] [verdachte] , [en te zijn geboren op] [geboortedag] 1974 te Suriname.
Getuige [getuige] heeft mij, verbalisant [verbalisant 1] , twee foto’s laten zien op haar telefoon. Ik zag dat de bovenstaande man op de foto’s was te zien en dat hij in zijn linkerhand twee langwerpige witte dozen had en dat hij met zijn rechterhand een metalen prullenbank vast had. Ik zag op de foto’s dat de man in de richting liep van de parkeergarage aan het [adres 2] . Op 3 december 2017 te 16.00 uur hield ik, verbalisant [verbalisant 2] , de verdachte [verdachte] aan en heb samen met collega [verbalisant 3] de verdachte in een dienstvoertuig geplaatst. Vervolgens zijn wij richting het politiebureau te Hoofddorp gereden.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2017247521-9 van 3 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van voornoemde verbalisant:
Op 3 december 2017 omstreeks 15.55 uur bevond ik mij in hoedanigheid van hulp-officier van justitie op het [adres 2] te Hoofddorp. Ik hoorde over de mobilofoon dat er kale negroïde man betreffen met een [kenmerk] volgens getuigen wegliep naar het grote plein. Ik ben het winkelcentrum ingelopen en zag vrijwel direct de man in de verte lopen. Hij stak gezien zijn lengte letterlijk boven de menigte uit. Ik zag dat hij mijn kant op liep en toen hij vlak bij mij was, heb ik hem staande gehouden. Ik vroeg de man naar zijn naam en hij overhandigde mijn zijn paspoort [waarin, naar het hof begrijpt, als personalia stonden vermeld]: [verdachte] , geboren [geboortedag] 1974 te Suriname.
Aan het bureau heb ik de verdachte gevraagd of hij een startcard had van de Renault. Ik zag dat de verdachte vervolgens uit zijn onderbroek een startcard haalde van een Renault.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2017247521-5 van 3 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van voornoemde verbalisanten, of één van hen:
Op 3 december 2017 heeft er een diefstal plaatsgevonden bij [winkel] , gevestigd aan het [adres 2] te Hoofddorp. Naar aanleiding daarvan is [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1974, aangehouden.
Ik, [verbalisant 5] , zag in de beschikbare politiesystemen dat [verdachte] op 23 november 2017 gecontroleerd was als bestuurder in een [automerk] voorzien van kenteken [kenteken] .
Op 3 december 2017 troffen wij, verbalisanten, omstreeks 17.15 uur in de parkeergarage [naam] te Hoofddorp de [automerk] voorzien van kenteken [kenteken] . Wij zagen dat er op de achterbank van het genoemde voertuig een zilveren prullenbak lag. Wij hebben vervolgens het voertuig doorzocht op zoek naar de witte langwerpige dozen. Wij zagen dat er in de kofferbak twee stofzuigers van het merk Bosch zaten. Wij zagen dat deze stofzuigers in langwerpige witte dozen zaten. Hierop heb ik, [verbalisant 5] , de goederen in beslag genomen.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2017247521-21 van 4 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van voornoemde verbalisant:
Op 4 december 2017 was ik in de [winkel van] [winkel] , gelegen aan het [adres 2] te Hoofddorp. Ik was hier om een aantal goederen te herleiden die in de auto van verdachte [verdachte] zijn aangetroffen.
Ik sprak in de [winkel van] [winkel] met een medewerker, genaamd [medewerker] .
Ik liet aan [medewerker] foto’s van de aangetroffen vuilnisbak van het merk Brabantia zien. Ik hoorde hem zeggen dat zij deze verkopen. Ik liet hem een foto van de barcode zien. Ik zag dat hij deze in zijn computer invoerde. Ik vroeg aan [medewerker] hoeveel zij op voorraad zouden moeten hebben. Ik hoorde hem zeggen dat dit er drie moesten zijn en dat deze normaal gesproken in de doos verkocht worden. Zij laten één exemplaar als showmodel uitgepakt staan. Ik hoorde [medewerker] zeggen dat hij nog maar twee prullenbakken in de winkel in de doos had staan. Hij miste dus het showmodel.
Ik liet [ [medewerker] ] vervolgens foto’s van de stofzuigers van het merk Bosch zien. Ik hoorde hem tevens zeggen dat zij deze verkochten. [medewerker] voerde ook van de stofzuigers de barcode in het systeem. Ik hoorde hem zeggen dat zij er drie van op voorraad moesten hebben. Ik hoorde [medewerker] vervolgens zeggen dat hij er twee uit de winkel miste.
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1100-2017247521-13 van 3 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 december 2017 tegenover verbalisanten afgelegde
verklaring van de verdachte:
Er is een foto van de parkeergarage. Daar sta ik op met een prullenbak. Er werd gezegd dat de auto aan mij te linken was. Ik zei ‘dat zou kunnen’.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werkt als [werk] in [land] , heeft een moeilijke financiële situatie en probeert daar een bestaan op te bouwen. Deze stellingen heeft de raadsman met stukken onderbouwd. Hij heeft het hof voorgesteld de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten drie dagen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van twee stofzuigers en een afvalbak. Met zijn handelwijze heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het gedupeerde winkelbedrijf. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien schade en overlast voor winkelbedrijven. In strafverzwarende zin wordt meegewogen dat het gestolene een relatief grote winkelwaarde vertegenwoordigt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 augustus 2018 is hij eerder onherroepelijk voor misdrijven veroordeeld. Ook dit weegt in het nadeel van de verdachte.
Gelet hierop en gezien hetgeen de raadsman heeft aangevoerd met betrekking tot de penibele financiële situatie van de verdachte, zal het hof de verdachte, in plaats van de door advocaat-generaal gevorderde geldboete, een taakstraf op te leggen. Hieruit spreekt dat het hof de modaliteit van een (kortdurende) vrijheidsstraf, zoals door de raadsman wordt voorgestaan, hier niet passend acht.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, passend en geboden.

Beslag

Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee stofzuigers en één afvalbak, dienen te worden teruggegeven aan [winkel] , omdat [winkel] redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Het hof is van oordeel dat de inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten vijf koptelefoons, dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 23 september 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De raadsman heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, dan wel de gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen om te zetten in een taakstraf, vanwege de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de aan de voorwaardelijke straf verbonden proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en hiermee een algemene voorwaarde heeft overtreden. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, is het van essentieel belang dat overtreding van die voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan gevolgen worden verbonden. Anders dan de verdediging ziet het hof geen goede reden om die gevolgen in deze zaak achterwege te laten. Het hof zal echter, gelet op de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 5 koptelefoons (831121).
Gelast de
teruggaveaan [winkel] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 stofzuiger (831118);
- 1 stofzuiger (831119);
- 1 afvalbak (831120).
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 23 september 2016 met parketnummer 03-659329-16, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 september 2018.
mr. M.J. Dubelaar en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]