ECLI:NL:GHAMS:2018:5090

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2018
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
23-001671-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling voor rijden onder invloed met aanpassing van de strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol, waarbij hij een personenauto bestuurde met een aanzienlijke hoeveelheid alcohol in zijn bloed. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straffen. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 8 maanden opgelegd. De advocaat-generaal had in hoger beroep een geldboete van € 950 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 8 maanden geëist. De raadsman van de verdachte pleitte voor een lagere geldboete en een kortere ontzegging van de rijbevoegdheid, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had onder invloed van alcohol gevaarlijk rijgedrag vertoond, wat de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar bracht. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. Uiteindelijk heeft het hof de geldboete vastgesteld op € 950, maar de ontzegging van de rijbevoegdheid is verlaagd tot 5 maanden, met de mogelijkheid om de geldboete in termijnen te betalen. Het hof heeft de straffen gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001671-17
datum uitspraak: 17 september 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer
96-021641-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straffen - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 950, subsidiair 19 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een geldboete op te leggen in combinatie met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 maanden, rekening houdend met het feit dat de verdachte zijn rijbewijs geruime tijd kwijt is geweest (van 30 januari 2017 tot 20 april 2018) en dat dit ingevolge het bepaalde in artikel 123b Wegenverkeerswet 1994 van rechtswege zijn geldigheid zal verliezen zodra het in deze zaak te wijzen arrest onherroepelijk is. Ten aanzien van de hoogte van de geldboete heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, maar heeft verzocht daarin mee te wegen de kosten die de verdachte reeds heeft gemaakt voor de EMA-cursus en het onderzoek naar de rijgeschiktheid.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol een personenauto bestuurd. Dit is een ernstig feit, omdat rijden onder invloed de veiligheid van andere weggebruikers (naast de verdachte zelf) danig in gevaar brengt. Dit wordt onderstreept door het rijgedrag van de verdachte op het bewuste moment: de verdachte reed slingerend over de gehele invoegstrook naar de A9 en negeerde het verbod te rijden over de spitsstrook. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Ook weegt in het nadeel van de verdachte dat hem in 2015, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 augustus 2018, bij onherroepelijke strafbeschikking een boete van € 500 is opgelegd wegens rijden onder invloed.
Het hof heeft gelet op de straf die in zaken als de onderhavige pleegt te worden opgelegd, zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Bij een aantal microgram alcohol per uitgeademde liter lucht zoals bewezen, worden, in geval van recidive of verkeersgevaarlijk gedrag, een geldboete van € 950 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden geïndiceerd geacht.
Het hof zal ten aanzien van de geldboete deze oriëntatiepunten volgen; op dit punt legt hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht onvoldoende gewicht in de schaal om hiervan af te wijken. Wel ziet het hof in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ten aanzien van de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid aanleiding deze te beperken tot vijf maanden, zijnde de periode gedurende welke het rijbewijs van de verdachte reeds ingevorderd of ingehouden is geweest. Rekening houdend met de financiële draagkracht van de verdachte honoreert het hof het verzoek van de raadsman om de verdachte toe te staan de geldboete in termijnen te betalen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 950,00 (negenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
19 (negentien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
8 (acht) termijnenvan
1 maand, groot
€ 100,00 (honderd euro) en 1 (één) termijnvan
1 maand, groot
€ 150,00 (honderdvijftig euro).
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 september 2018.
mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M.J. Dubelaar en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]