In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 december 2017. De verdachte, geboren in 1982, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had dezelfde straffen gevorderd, maar het hof heeft besloten om de straffen aan te passen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van goederen terwijl zij een eerder opgelegde taakstraf uitvoerde. Dit heeft geleid tot een ernstige schending van het vertrouwen van de Reclassering. De verdachte had eerder al veroordelingen voor soortgelijke feiten en het hof oordeelde dat enkel een taakstraf niet passend was. Daarom heeft het hof besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van twintig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.
De beslissing van het hof is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de straffen bepaald na zorgvuldige afweging van de omstandigheden en de persoon van de verdachte. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de griffier aanwezig was. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2018.