ECLI:NL:GHAMS:2018:5037
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uitkeringsfraude en nalatigheid in het verstrekken van benodigde gegevens aan het UWV
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van uitkeringsfraude, specifiek het opzettelijk niet verstrekken van benodigde gegevens aan het UWV in strijd met de inlichtingenverplichting op grond van artikel 80 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De tenlastelegging betrof de periode van 1 januari 2006 tot 31 oktober 2015, waarin de verdachte verzuimd had om wijzigingen in zijn inkomen door te geven aan het UWV, wat resulteerde in onterecht ontvangen uitkeringen van in totaal € 354.234,10.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte zich niet bewust was van zijn nalatigheid. Het hof oordeelde dat de verdachte door zijn psychische klachten niet in staat was om zijn financiële administratie adequaat te beheren. Het hof concludeerde dat er geen opzet was, maar dat de nalatigheid wel aan de schuld van de verdachte te wijten was. Het hof sprak de verdachte vrij van opzet, maar achtte de nalatigheid bewezen.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en besloot dat er geen straf of maatregel opgelegd zou worden, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de psychische toestand van de verdachte. De verdachte had bovendien het onterecht ontvangen bedrag met rente terugbetaald aan het UWV, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden om tijdig relevante informatie te verstrekken aan uitkeringsinstanties.