In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 september 2017. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was aangeklaagd voor zakkenrollerij. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf, die werd vernietigd. De verdachte had samen met een medeverdachte op 5 september 2015 een iPhone 4 van een slachtoffer weggenomen terwijl deze onder invloed van alcohol op een bankje zat. De verdachte heeft ontkend iets te hebben gedaan, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de diefstal. De raadsvrouw van de verdachte had vrijspraak bepleit op basis van tegenstrijdigheden in de processen-verbaal, maar het hof verwierp dit verweer. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar het hof matigde deze straf tot twee maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij te laat in verzekering was gesteld. Het hof oordeelde dat het vormverzuim geen concreet nadeel voor de verdachte had opgeleverd. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.