ECLI:NL:GHAMS:2018:5034

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2018
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
23-000206-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijk behulpzaam zijn bij het telen of voorhanden hebben van hennepplanten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder op 5 januari 2018 vrijgesproken van het telen en voorhanden hebben van hennepplanten. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte, dat onbeperkt was ingesteld, beoordeeld. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk telen en/of voorhanden hebben van hennepplanten in een pand dat hij had verhuurd aan een onbekende persoon. Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 oktober 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij opzettelijk behulpzaam was bij het telen of voorhanden hebben van de hennepplanten. Er was geen bewijs dat de verdachte op de bovenverdieping van het pand was geweest of dat hij op de hoogte was van de hennepplantage. De verdachte had verklaard dat de onderhuurder een bedrijf in computerreparaties wilde beginnen, wat de verdachte niet vreemd vond. Het hof concludeerde dat de verdachte mogelijk naïef was geweest, maar dat dit niet voldoende was om tot een veroordeling te komen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. De uitspraak van het hof is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de rechters aanwezig waren op de openbare zitting.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000206-18
Datum uitspraak: 5 november 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-191724-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – onder 1 ten laste gelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 288, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair:een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 24 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 288, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 24 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor het telen/bereiden/bewerken/verwerken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Anders dan gevorderd door de advocaat-generaal is naar het oordeel van het hof eveneens niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Op 24 januari 2017 is op de bovenverdieping van een door de verdachte gehuurd bedrijfspand aan [adres 2] een hennepplantage met 288 hennepplanten aangetroffen. De verdachte had deze bovenverdieping onderverhuurd aan een persoon, zich noemende [naam]. Deze [naam] had zich gelegitimeerd met een paspoort, welk paspoort bleek te zijn gestolen.
Het hof dient de vraag te beantwoorden of de verdachte medeplichtig is aan het telen of aanwezig hebben van die hennepplanten door het ter beschikking stellen van de bovenverdieping van het pand aan ‘[naam]’.
De advocaat-generaal heeft gewezen op de voor de verdachte bezwarende omstandigheden, waaruit kan blijken dat de verdachte minst genomen wetenschap had van de hennepplantage en hij (voorwaardelijk) opzet had op het behulpzaam zijn bij het telen en/of voorhanden hebben van de aangetroffen hennepplanten. Er was sprake van een dubieuze (onder)huurovereenkomst met een hoge huur en van onduidelijke geldopnamen en stortingen door de verdachte, er was geen in werking zijnde bedrijf van ‘[naam]’, er was een nieuwe deur aangebracht door ‘[naam]’ en er was een extra elektrakabel aangelegd, lopend van de meterkast naar de bovenverdieping.
Het hof stelt voorop dat van de verdachte geen DNA of andersoortige sporen zijn aangetroffen op de bovenverdieping, en ook anderszins geen bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de verdachte op de bovenverdieping is geweest ten tijde van het in gebruik zijn van de hennepplantage.
De verdachte heeft verklaard dat ‘[naam]’ een bedrijf in computer reparaties wilde beginnen, daarom vond hij het niet vreemd dat een extra elektrakabel was aangebracht. Bij het doorgeven van de meterstanden aan NUON constateerde de verdachte een als normaal aan te merken (en als zodanig ook door de NUON ingeschatte) stroomverbruik, hetgeen de verdachte verklaarde uit een (binnen het pand) interne compensatie van een hoger stroomverbruik door de bovenetage en een relatief gering verbruik op de begane grond (dat alleen voor wijnopslag werd gebruikt hetgeen nauwelijks stroom vergde). Het hof acht deze verklaring van de verdachte niet onaannemelijk. Deze omstandigheden, alsook het aanbrengen van een nieuwe deur door ‘[naam], hadden zeer wel aanleiding kunnen zijn voor enige argwaan ten aanzien van de (bedrijfs)activiteiten van ‘[naam]’, maar hieruit kan naar het oordeel van het hof niet zonder meer worden geconcludeerd dat de verdachte wetenschap had van de hennepplantage.
Het hof acht de huurovereenkomst met ‘[naam]’ en de bedongen huur niet van dien aard dat daaruit kan worden afgeleid dat de verdachte wist of behoorde te weten dat ‘[naam]’ criminele activiteiten voor ogen stond. Dat ‘[naam]’ zich met een vals paspoort legitimeerde kan de verdachte niet worden tegengeworpen, nu niet is gebleken dat hij redelijkerwijs had kunnen weten dat het een vals paspoort betrof.
Daarnaast komen de contante stortingen op de bankrekening van de verdachte, wat tijdstip en omvang betreft, overeen met de door hem gestelde contant ontvangen huurbaten, en geven de bankmutaties/stortingen overigens geen aanleiding voor een vermoeden van additionele vergoedingen van ‘[naam]’.
Op grond van het voorgaande sluit het hof niet uit dat de verdachte (verregaand) naïef is geweest ten aanzien van de ware intenties van zijn onderhuurder, hetgeen kan samenhangen met zijn destijds jeugdige leeftijd. Daarom acht het hof niet overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk (al dan niet in de zin van voorwaardelijke opzet) behulpzaam is geweest bij het telen of voorhanden hebben van de aangetroffen hennepplanten.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.M. van Amsterdam en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 november 2018.
mr. A.M. van Amsterdam en mr. F.M.D. Aardema zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.