ECLI:NL:GHAMS:2018:5033

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2018
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
23-001909-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van vernieling en bedreiging met brandstichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder vernieling en bedreiging met brandstichting. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte ontvankelijk verklaard, maar niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen de vrijspraak van de politierechter. De tenlastelegging omvatte onder andere de vernieling van de voorruit van een auto en bedreiging van een slachtoffer met brandstichting en geweld. Het hof heeft de bewijsvoering van de getuigenverklaringen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten zoals ten laste gelegd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van €600 en 12 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van de boete. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001909-17
Datum uitspraak: 5 november 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-027019-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 1 januari 2017 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten de voorruit van een personenauto (met kenteken [kenteken]), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2:
hij op of omstreeks 6 augustus 2016, althans op een tijdstip in de maand augustus 2016 te Den Helder, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als jij nog één keer mijn familie lastigvalt, dan pak ik je en dan steek ik jouw auto en je huis in brand en sla ik je met een kettingslot totdat jij niet meer opstaat en als jij dood bent is het alleen maar beter", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat de herkenning van de verdachte door de aangever [slachtoffer 1] en de getuige [getuige 1] dubieus is. Ten aanzien van het onder 2 ten laste heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van de aangever [slachtoffer 2] en de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] onbetrouwbaar zijn omdat zij sterk uiteen lopen.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] zag dat de verdachte, een ex van zijn vriendin [getuige 1], aan kwam lopen en een zwaar voorwerp op de voorruit van de auto van [slachtoffer 1] gooide. [slachtoffer 1] herkende de verdachte aan een bepaald loopje. Tevens zag hij het gezicht van de verdachte. [getuige 1] zag eveneens dat de verdachte een voorwerp op de auto van [slachtoffer 1] gooide. Zij herkende de verdachte ook aan een raar loopje dat hij heeft. Zij keek de verdachte recht in de ogen, zag dat hij haar ook zag staan en zijn middelvinger naar haar op stak. [getuige 1] heeft gedurende negen maanden een relatie met de verdachte gehad, waardoor zij honderd procent zeker wist dat hij het was.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat de herkenning van de verdachte door [slachtoffer 1] en door [getuige 1] voldoende specifiek is en acht beide herkenningen betrouwbaar, nu ook het dossier geen aanknopingspunten bevat die wijzen op het tegendeel. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman in zoverre en acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Aan de raadsman moet worden toegegeven dat de verklaringen van de aangever [slachtoffer 2] en van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] op onderdelen uiteenlopen. Echter, zij komen overeen voor wat betreft de wezenlijke onderdelen, inhoudende – kort gezegd – dat de verdachte op 6 augustus 2016 samen met ene [naam 1] op de parkeerplaats bij restaurant “[naam 2]” in Den Helder met zijn auto de auto van [slachtoffer 2] zodanig heeft geblokkeerd zodat deze niet weg kon rijden. [slachtoffer 2], [getuige 2] en [getuige 3] zijn naar de verdachte toegegaan en hoorden hem onder meer tegen [slachtoffer 2] zeggen dat hij de auto en het huis van [slachtoffer 2] in de brand zou steken.
Nu de verklaringen van [slachtoffer 2], [getuige 2] en [getuige 3] in de kern overeenkomen acht het hof deze betrouwbaar en zullen deze tot het bewijs worden gebezigd. De enkele omstandigheid dat de verklaringen op ondergeschikte onderdelen deels uiteenlopen, maakt dat oordeel niet anders. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman ook op dit punt en acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 1 januari 2017 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten de voorruit van een personenauto met kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft vernield;
2:
hij op 6 augustus 2016 te Den Helder, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met brandstichting en met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Als jij nog één keer mijn familie lastigvalt, dan pak ik je en dan steek ik jouw auto en je huis in brand en sla ik je met een kettingslot totdat jij niet meer opstaat en als jij dood bent is het alleen maar beter".
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met brandstichting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 600 subsidiair 12 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de vernieling van een autoruit door een betonnen voorwerp op die ruit te gooien. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op het eigendom van een ander en de benadeelde financiële schade en overlast heeft berokkend.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging met brandstichting en met een misdrijf tegen het leven van het slachtoffer. Aldus heeft hij het slachtoffer op een onheuse en agressieve wijze bejegend en een voor hem angstige situatie geschapen. Bovendien roepen dergelijke feiten niet alleen bij het slachtoffer maar ook bij de aanwezige omstanders gevoelens van angst en onveiligheid op.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 oktober 2018 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Het hof houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze uit het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gebracht, onder meer inhoudende dat de verdachte zijn leven, naar het zich laat aanzien, op orde heeft. Hij woont bij zijn ouders, heeft zo nu en dan werk in de visserij, houdt zich daarnaast bezig met zijn boot en zijn scooter en heeft geen schulden.
Het voorgaande geeft het hof aanleiding de in eerste aanleg opgelegde geldboete deels in voorwaardelijke vorm op te leggen, teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 600,00 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.M. van Amsterdam en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 november 2018.
mr. A.M. van Amsterdam en mr. F.M.D. Aardema zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.