ECLI:NL:GHAMS:2018:5032

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2018
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
23-004426-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behulpzaamheid bij wederrechtelijke doorgang door Nederland

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van mensensmokkel, omdat hij behulpzaam is geweest bij de wederrechtelijke doorgang van een persoon door Nederland. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft in de periode van 17 tot en met 19 november 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een ander, genaamd [betrokkene], geholpen bij het verkrijgen van toegang tot Nederland. Dit deed hij door vliegtickets naar Londen te boeken en de kosten daarvan te betalen met zijn creditcard, terwijl hij wist dat de toegang wederrechtelijk was. Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 oktober 2018 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelt dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat zijn argumenten niet opgaan. Het hof vernietigt het vonnis van de politierechter en komt tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn opleiding en bijbanen, maar benadrukt de ernst van het feit en de noodzaak om het overheidsbeleid tegen illegale migratie te handhaven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004426-17
Datum uitspraak: 5 november 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-234262-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 17 november 2017 tot en met 19 november 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland en/of te Duitsland en/of in het Verenigd Koninkrijk, een ander, te weten [betrokkene] geboren op [geboortedatum 2], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, - vliegtickets naar London geboekt voor voornoemde persoon danwel zijn telefoon voor de online boeking van het vliegticket naar London ter beschikking gesteld en/of - deze/de ticket(s) van voornoemd persoon betaald met zijn, verdachtes, credit card en/of - voornoemde persoon tijdens het verblijf op de luchthaven Schiphol instructies gegegeven en/of voornoemde persoon op de luchthaven Schiphol begeleid, terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde omdat de verdachte slechts een vriendendienst verleende aan een vriend die hij uit zijn jeugd kende.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en [betrokkene] met elkaar in Nederland hadden afgesproken. De verdachte was daartoe vanuit Engeland en [betrokkene] vanuit Duitsland naar Amsterdam gekomen. Op 19 november 2018 was de verdachte samen met [betrokkene] op weg naar Londen. Beiden zijn op Schiphol aangehouden nadat [betrokkene] bij de balie een valse identiteitskaart aanbood.
De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [betrokkene] een valse identiteitskaart bezat, dat hij – op verzoek van [betrokkene] – de gegevens van deze valse identiteitskaart heeft ingevoerd om voor [betrokkene] een vliegticket van Amsterdam naar London te kopen en dat hij de kosten voor dit vliegticket met zijn credit card heeft betaald.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte behulpzaam is geweest bij de doorreis door Nederland van [betrokkene], terwijl hij wist dat die doorreis wederrechtelijk was. Ook als moet worden aangenomen dat de verdachte een vriendendienst verleende, doet dat aan het voorgaande niet af.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 november 2017 in Nederland een ander, te weten [betrokkene] geboren op [geboortedatum 2], behulpzaam is geweest bij doorreis door Nederland, immers heeft verdachte,
- vliegtickets naar London geboekt voor voornoemde persoon en
- het ticket van voornoemd persoon betaald met zijn credit card en
- voornoemde persoon tijdens het verblijf op de luchthaven Schiphol begeleid,
terwijl verdachte wist dat die doorreis wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mensensmokkel.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheden waaronder het ten laste gelegde feit is begaan alsmede met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is behulpzaam geweest bij de wederrechtelijke doorgang door Nederland van een persoon. Vast staat dat deze persoon met de hulp van de verdachte Engeland poogde binnen te komen. De handelwijze van de verdachte doorkruist het overheidsbeleid aangaande de bestrijding van illegaal migrantenverkeer. Daarbij heeft de verdachte bewust misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van identiteitsdocumenten pleegt te worden gesteld en ook moet kunnen worden gesteld.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 oktober 2018 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt, gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Het hof houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, onder meer inhoudende dat de verdachte een opleiding volgt en bijbanen heeft.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.M. van Amsterdam en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 november 2018.
mr. A.M. van Amsterdam en mr. F.M.D. Aardema zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.