ECLI:NL:GHAMS:2018:5031

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2018
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
23-001553-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding gebiedsverbod in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 13 april 2018 was gewezen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was in hoger beroep gekomen tegen een vonnis waarin hij was veroordeeld voor het niet naleven van een bevel van de burgemeester van Amsterdam om zich uit een overlastgebied te verwijderen. De tenlastelegging bestond uit twee zaken: zaak A, waarbij de verdachte op 9 april 2018 om 20:59 uur in Amsterdam opzettelijk niet voldeed aan het bevel om zich uit het dealeroverlastgebied D.O.G.2.0 te verwijderen, en zaak B, waarbij ditzelfde gebeurde op 11 april 2018 om 18:55 uur. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat in zijn nadeel weegt. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en een vrijheidsbeperkende maatregel. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van dertig uren geëist. Het hof heeft echter rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals zijn deelname aan een methadontraject en het feit dat hij niet langer dakloos is. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van veertig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren, met de bepaling dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001553-18
Datum uitspraak: 5 november 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 april 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-701570-18 en 13-701581-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
postadres: [adres 1],
woon- of verblijfplaats: [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 oktober 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak A (met parketnummer 13-701570-18):hij op 9 april 2018 te 20:59 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied D.O.G.2.0 , althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden (te weten op 11 maart 2017);
zaak B (met parketnummer 13-701581-18):hij op 11 april 2018 te 18:55 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied (D.O.G. 2.0, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden (17 juli 2017; 13/028328-17).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A en B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A:hij op 9 april 2018 te 20:59 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied D.O.G.2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden, te weten op 11 maart 2017;
zaak B:hij op 11 april 2018 te 18:55 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied D.O.G. 2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden, te weten op 17 juli 2017 (13/028328-17).
Hetgeen in de zaken A en B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken A en B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaken A en B bewezen verklaarde levert telkens op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen sinds een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaken A en B bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaken A en B bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor een periode van één jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken A en B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een proeftijd van twee jaren, tot een taakstraf voor de duur van dertig uren subsidiair vijftien dagen hechtenis en een vrijheidsbeperkende maatregel voor een periode van één jaar.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte. De verdachte is in het verleden meermalen veroordeeld voor overtreding van een gebiedsverbod, maar recentelijk zijn er geen justitiële contacten meer geweest. Gelet hierop en gelet op artikel 63 Sr verzoekt de raadsman het hof te volstaan met de oplegging van een taakstraf voor de duur van veertig uren subsidiair twintig dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tweemaal een bevel van de burgemeester genegeerd om zich niet te begeven in een zogeheten overlastgebied in de Amsterdamse binnenstad. Dit bevel is een maatregel bedoeld ter handhaving van de openbare orde in dat gebied. Door dat meermalen te negeren heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten aan een door het bevoegd gezag genomen besluit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 oktober 2018 is hij eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten, hetgeen in zijn nadeel weegt. Uit ditzelfde uittreksel komt ook naar voren dat artikel 63 Sr van toepassing is.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigt, mede in het licht van de recidive, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof zal daartoe evenwel niet overgaan en overweegt daartoe het volgende.
Het hof houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, onder meer inhoudende dat de verdachte niet langer dakloos is maar bij zijn vader woont. Na een lange periode waarin de verdachte veel cocaïne en heroïne gebruikte, lijkt dit gebruik – behoudens twee uitglijders – sinds april 2018 te zijn gestopt. De verdachte neemt deel aan een methadontraject en staat onder reclasseringstoezicht, hetgeen vooralsnog goed verloopt. Daarnaast heeft hij een sociaal netwerk dat op de hoogte is van zijn verleden, hem in de gaten houdt en enige structuur biedt. De verdachte is schuldenvrij en is voornemens in de (nabije) toekomst op zoek te gaan naar werk.
Het hof overweegt dat het in het belang van de verdachte én van de samenleving is dat deze positief te waarderen ontwikkelingen worden voortgezet. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat de verdachte op 11 juli 2018 door de politierechter in de rechtbank Amsterdam wegens soortgelijke feiten is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke taakstraf, waaraan diverse bijzondere voorwaarden zijn gekoppeld, zodat een stringent hulpverleningskader reeds is ingezet.
Het voorgaande geeft het hof aanleiding de verdachte een taakstraf op te leggen, waarbij het hof als bijkomend voordeel ziet dat bij de uitvoering van deze taakstraf van de verdachte zelfdiscipline wordt verwacht en hem tegelijkertijd structuur en arbeidsritme wordt bijgebracht.
Daarnaast zal het hof, om toch de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en als stok achter de deur teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd voor de duur van twee jaren opleggen.
De door de advocaat-generaal gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr acht het hof niet opportuun.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken A en B ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken A en B bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting
van dit gerechtshof van 5 november 2018.
mr. A.M. van Amsterdam en mr. F.M.D. Aardema zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.