ECLI:NL:GHAMS:2018:4992

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
23-000578-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 15 februari 2018 was vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van vijf pillen MDMA. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de partiële vrijspraak. Het hof oordeelde dat de verdachte op 19 oktober 2017 in Amsterdam opzettelijk een hoeveelheid cocaïne aanwezig had, wat in strijd is met de Opiumwet. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en kwam tot de conclusie dat de verdachte strafbaar was voor het opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 350,- en zeven dagen hechtenis. Daarnaast werd de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met een jaar verlengd. Het hof overwoog dat de cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een vergelijkbaar delict, wat in zijn nadeel weegt. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000578-18
Datum uitspraak: 21 december 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 februari 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-206875-17 en 15-810177-16 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer vijf pillen en/of een wikkel, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van – kort gezegd – het opzettelijk aanwezig hebben van vijf pillen MDMA. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot partiële vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dit hoger beroep is ingesteld tegen de partiële vrijspraak van het ten laste gelegde.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 oktober 2017 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 350,- subsidiair zeven dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht dezelfde straf op te leggen als door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Onder de verdachte is een hoeveelheid van 0,53 gram cocaïne aangetroffen. Cocaïne is een voor de gezondheid van de gebruiker zeer schadelijke stof. Het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande gepleegde criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 december 2018 is hij op 9 mei 2017 ter zake van artikel 2 onder C van de Opiumwet veroordeeld, welke veroordeling op 24 mei 2017 onherroepelijk is geworden. Minder dan 5 maanden later is hij aangehouden voor het onderhavige delict, wederom het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw acht het hof, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (15-810177-16)

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 mei 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien dagen.
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep het standpunt ingenomen dat het hof de vordering dient af te wijzen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de richtlijnen van het openbaar ministerie voorschrijven dat in beginsel geen strafrechtelijke reactie volgt bij het opzettelijk aanwezig hebben van hooguit 0,50 gram cocaïne. Gelet op de geringe overschrijding van deze hoeveelheid, namelijk met 0,03 gram, in de onderhavige strafzaak, acht de advocaat-generaal het niet proportioneel om toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging te vorderen.
De raadsvrouw heeft het hof ter terechtzitting verzocht de vordering af te wijzen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het in deze zaak niet om drugshandel ging en dat alles erop duidt dat de verdachte tijdens een feest net iets te veel cocaïne voor eigen gebruik bij zich had.
Het hof overweegt dat proportionaliteit niet de enige maatstaf is bij de beoordeling of de vordering tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan in beginsel, mede gelet op het belang van een geloofwaardige toepassing van het instrument van de voorwaardelijke veroordeling, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof acht gelet op hetgeen door de raadsvrouw in hoger beroep namens de veroordeelde over zijn persoonlijke omstandigheden is aangevoerd termen aanwezig om de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met een jaar te verlengen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven partiële vrijspraak.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 mei 2017 met parketnummer 15-810177-16, met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. R.M. Steinhaus en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 december 2018.
Mr. M.L. Leenaers en mr. M. Senden zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000578-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 21 december 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. M.L. Leenaers, raadsheer,
S. Vriend, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.R. Witteveen, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.