ECLI:NL:GHAMS:2018:4889

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
23-003821-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijk niet voldoen aan een 24-uurs verwijderingsbevel en winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1964 en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Ter Apel, was in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van 21 september 2017. De tenlastelegging bestond uit twee zaken: zaak A betrof het opzettelijk niet voldoen aan een 24-uurs gebiedsverbod in Amsterdam, en zaak B betrof winkeldiefstal van chocolade en toiletartikelen. Het hof heeft de zaak behandeld op 3 september 2018 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 maart 2017 opzettelijk niet heeft voldaan aan het gebiedsverbod en zich bevond in het overlastgebied Centrum, en dat hij op 6 september 2017 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening goederen heeft weggenomen die toebehoorden aan een winkelbedrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan beide tenlasteleggingen. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat in zijn nadeel weegt.

De opgelegde straf is een gevangenisstraf van drie weken, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, ondanks het verzoek van de raadsman. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57, 63, 184 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003821-17
datum uitspraak: 17 september 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 september 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-061408-17 en 13-175729-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in penitentiaire inrichting huis van bewaring Ter Apel te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak A (met parketnummer 13-061408-17):hij op of omstreeks 31 maart 2017 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk (proces-verbaalnummer) 2017067093 gedaan krachtens artikel 172/172a Gemeentewet en/of artikel 2.9 Algemeen plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, door de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 30 maart 2017 te 23:42 uur en 31 maart 2017 te 23:42 uur (24 uur) niet mocht bevinden in/op Overlastgebied Centrum, immers bevond hij, verdachte, zich op 31 maart 2017 te 22:54 uur opzettelijk in/op Oudezijds Voorburgwal, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied;
zaak B (met parketnummer 13-175729-17):hij op of omstreeks 6 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen chocolade en/of toiletartikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A (met parketnummer 13-061408-17):hij op 31 maart 2017 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk (proces-verbaalnummer) 2017067093, gedaan krachtens artikel 2.9 Algemeen plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam door een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste lid, inhoudende dat hij zich in de periode gelegen tussen 30 maart 2017 te 23:42 uur en 31 maart 2017 te 23:42 uur (24 uur) niet mocht bevinden in Overlastgebied Centrum, immers bevond hij zich op 31 maart 2017 te 22:54 uur opzettelijk op de Oudezijds Voorburgwal, gelegen in voornoemd gebied;
zaak B (met parketnummer 13-175729-17):hij op 6 september 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen chocolade en toiletartikelen, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Het in zaak B bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en zaak B bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A en in zaak B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de tijd die de verdachte in een andere zaak reeds in voorarrest heeft doorgebracht en met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, en de verdachte derhalve schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk niet voldoen aan een zogenoemd 24-uurs verwijderingsbevel dat hem was gegeven. Een dergelijk bevel wordt gegeven om overlast in bepaalde gebieden van Amsterdam tegen te gaan en de algemene veiligheid te bevorderen. Door het bevel te negeren heeft de verdachte zijn eigen belang laten prevaleren boven het algemeen maatschappelijk belang van het handhaven van de openbare orde dat met het geven van dergelijke bevelen wordt gediend.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Met zijn handelwijze heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het gedupeerde winkelbedrijf. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien schade en overlast voor winkelbedrijven.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 augustus 2018 is hij meermalen onherroepelijk ter zake van feiten als de onderhavige veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte.
Het hof heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 22 augustus 2018 van Verslavingszorg Noord Nederland in een andere strafzaak van de verdachte. Uit dit advies komt het volgende naar voren. De verdachte is sinds 2000 aangemerkt als ongewenst vreemdeling. De verdachte heeft problemen op alle leefgebieden en bij hem ontbreekt perspectief op re-integratie in de samenleving volledig. De verdachte ontkent enig delictgedrag categorisch, zodat interventies die ingrijpen op intrinsieke gedragsveranderingen bij hem onmogelijk zijn.
Gelet op het voorgaande, waaronder de recidive van de verdachte, is het hof van oordeel dat met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet kan worden volstaan. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken passend en geboden. Het hof ziet ook in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, geen aanleiding de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 184 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-061408-17 en in de zaak met parketnummer 13-175729-17 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-061408-17 en in de zaak met parketnummer
13-175729-17 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R. Kuiper en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 september 2018.
mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M.J. Dubelaar en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]