In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1964 en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Ter Apel, was in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van 21 september 2017. De tenlastelegging bestond uit twee zaken: zaak A betrof het opzettelijk niet voldoen aan een 24-uurs gebiedsverbod in Amsterdam, en zaak B betrof winkeldiefstal van chocolade en toiletartikelen. Het hof heeft de zaak behandeld op 3 september 2018 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 maart 2017 opzettelijk niet heeft voldaan aan het gebiedsverbod en zich bevond in het overlastgebied Centrum, en dat hij op 6 september 2017 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening goederen heeft weggenomen die toebehoorden aan een winkelbedrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan beide tenlasteleggingen. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat in zijn nadeel weegt.
De opgelegde straf is een gevangenisstraf van drie weken, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, ondanks het verzoek van de raadsman. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57, 63, 184 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.