ECLI:NL:GHAMS:2018:4879

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
23-000440-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van parfumflessen te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1975, was beschuldigd van diefstal van vier flesjes parfum op 10 oktober 2017 in Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als diefstal gekwalificeerd. De verdachte werd eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar het hof heeft rekening gehouden met positieve ontwikkelingen in zijn leven, waaronder zijn openstelling voor hulpverlening en zijn inspanningen om zijn verslavingsproblematiek aan te pakken. Het hof heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van één maand, met een proeftijd van twee jaar, zonder bijzondere voorwaarden. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat het hof van mening was dat een hernieuwde vrijheidsbeneming de positieve wending in het leven van de verdachte zou doorkruisen. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000440-18
datum uitspraak: 4 december 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 februari 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-199873-17 en 13-701468-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier flesjes parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om doelmatigheidsredenen en omdat het hof ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 oktober 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier flesjes parfum toebehorende aan [benadeelde];
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, waarbij bijzondere voorwaarden zijn gesteld, en de toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van dezelfde bijzondere voorwaarden als die, welke door de rechtbank zijn gesteld en een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis en afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en heeft daarbij voor een aanzienlijk bedrag aan goederen weggenomen. Met zijn handelswijze heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien naast schade vaak veel hinder en overlast voor de gedupeerden.
In het nadeel van de verdachte weegt voorts dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 november 2018 eerder in Nederland onherroepelijk veroordeeld is voor, onder meer, het plegen van diefstallen.
Dit alles rechtvaardigt in beginsel zonder meer een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft echter ook geconstateerd dat het leven van de verdachte een wending ten goede lijkt te hebben genomen. De verdachte staat meer open voor hulpverlening en werkt er actief aan zijn verslavingsproblematiek te overwinnen. Om deze positieve ontwikkeling niet te doorkruisen zal het hof volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Aangezien de verdachte blijkens eerdergenoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie recentelijk tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld waarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting zijn gesteld, acht het hof het niet nodig in deze zaak bijzondere voorwaarden te stellen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 19 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
De raadsman heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen nu een hernieuwde vrijheidsbeneming de positieve wending die zich in het leven van de veroordeelde heeft voorgedaan doorkruist.
Het hof overweegt als volgt.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de aan de voorwaardelijke straffen verbonden proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en hiermee een algemene voorwaarde heeft overtreden. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene voorwaarden, is het van essentieel belang dat overtreding van die voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan gevolgen worden verbonden. Zoals hiervoor reeds is overwogen lijkt het leven van de verdachte een wending ten goede te hebben genomen. Het hof acht het in het belang van de verdachte noch in dat van de samenleving dat deze positieve ontwikkelingen in de kiem worden gesmoord door de vrijheidsbeneming van de verdachte. Daarom ziet het hof aanleiding om, als gevorderd door de advocaat-generaal en bepleit door de raadsman, de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 20 december 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2016, parketnummer 13-701468-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 19 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. G. Oldekamp en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 december 2018.
[…]