ECLI:NL:GHAMS:2018:4877

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
23-004670-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake wederspannigheid tijdens aanhouding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor wederspannigheid tijdens zijn aanhouding op 14 september 2016 te Den Helder. De politierechter had de verdachte een geldboete van € 500,00 opgelegd, subsidiair 10 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 4 september 2017, 3 januari 2018 en 20 november 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De advocaat-generaal vorderde een veroordeling voor het ten laste gelegde, terwijl de raadsvrouw vrijspraak bepleitte, stellende dat de ambtenaren onrechtmatig handelden en dat het verzet van de verdachte niet als gewelddadig kon worden gekwalificeerd. Het hof heeft de processen-verbaal van de verbalisanten als bewijsstukken geaccepteerd en geconcludeerd dat de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de rechtmatige aanhouding door de politie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met de persoon van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004670-16
datum uitspraak: 4 december 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-189003-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 september 2017, 3 januari 2018 en 20 november 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2016 te Den Helder, toen de aldaar dienstdoende ambtena(a)r(en) [ambtenaar 1] (agent van politie) en/of [ambtenaar 2] (agent van politie), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, tijdens diens aanhouding, zich met geweld heeft verzet, door opzettelijk rukkende, trekkende en/of duwende bewegingen te maken met zijn lichaam en/of zijn arm(en) in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden/brengen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat de verdachte veroordeeld dient te worden voor het hem ten laste gelegde. Daartoe heeft de advocaat-generaal – kort samengevat – gesteld dat het verzet tegen de aanhouding door de verdachte uit het proces-verbaal opgemaakt door verbalisant [ambtenaar 1] duidelijk naar voren komt.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde nu – kort samengevat - niet kan worden gesproken van handelen in de rechtmatige uitoefening van de betreffende ambtenaren in hun bediening omdat sprake is geweest van onnodig en disproportioneel geweld door de verbalisanten. Daarnaast en subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de feitelijke handelingen van de verdachte onvoldoende zijn om te kunnen spreken van het zich verzetten met geweld.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 14 september 2016 met nummer [nummer 1] , opgemaakt door de verbalisanten [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] en het nader opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] van 27 augustus 2017 met nummer [nummer 2] leidt het hof het volgende af.
De politieambtenaren [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] begaven zich op 14 september 2016 naar de woning van de verdachte die gesignaleerd stond voor (naar het hof begrijpt:) een openstaande boete om hem aan te houden.
[ambtenaar 1] trof de verdachte aan op de zolder van de woning in een bergruimte met schotten aan de buitenzijde die met schuifhaken op hun plaats gehouden werden. Deze haken konden niet vanaf de binnenzijde bediend worden. [ambtenaar 1] deelde de verdachte mee dat hij aangehouden was en uit de berging moest komen. Hij pakte de verdachte vast. Vervolgens voelde hij dat de verdachte zich los wilde trekken en met kracht zijn arm in tegenovergestelde richting bewoog als dat [ambtenaar 1] hem wilde brengen.
Het hof gaat uit van de juistheid van de inhoud van deze processen-verbaal die op ambtseed zijn opgemaakt nu er geen concreet aanknopingspunt is om van het tegendeel uit te gaan. De op onderdelen afwijkende lezing van de verdachte omtrent de gang van zaken kan niet als zodanig worden aangemerkt.
Het hierboven weergegeven handelen van de verdachte kan, gelet op de aard daarvan worden aangemerkt als verzet met geweld in de zin van de tenlastelegging.
Uit de relevante feiten en omstandigheden leidt het hof bovendien af dat [ambtenaar 1] op dat moment handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Hij is op passende wijze opgetreden nu hij, gelet op de situatie waarin en de omstandigheden waaronder hij de verdachte aantrof, hem uit de bergruimte mocht geleiden op de wijze waarop hij heeft gedaan. Daarbij heeft hij geen disproportioneel geweld toegepast. Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat uit dossier blijkt dat de verdachte direct door [ambtenaar 1] bij de nek is gegrepen en door hem uit de ruimte achter het schot is getrokken berust dat op een verkeerde lezing van de hiervoor genoemde processen-verbaal. Ook overigens is dat niet aannemelijk geworden.
Het tenlastegelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden geacht op de wijze als hieronder aangegeven.
Gelet op het bewezenverklaarde zal het hof niet ingaan op hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht met betrekking tot het handelen van de verbalisanten op latere momenten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 september 2016 te Den Helder, toen de aldaar dienstdoende ambtenaar [ambtenaar 1] (agent van politie) werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tijdens diens aanhouding, zich met geweld heeft verzet, door opzettelijk een trekkende beweging te maken met zijn arm in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft het hof, voor zover het de strafmaat betreft, verzocht een geheel voorwaardelijke geldboete dan wel een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren op te leggen en bij de strafmaat rekening te houden met de documentatie van de verdachte die laat zien dat hij op het goede pad zit, daarbij meewegend het feit dat het hier een lichte vorm van wederspannigheid betreft.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verzet tijdens zijn aanhouding. Handelingen als die van de verdachte bemoeilijken het werk van de betreffende politieambtenaar. Bovendien getuigt dergelijk gedrag van gebrek aan respect voor deze ambtenaar.
Het hof is, alles overwegende, van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van onderstaande duur een passende en geboden reactie vormt op het handelen van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 180 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. G. Oldekamp en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 december 2018.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004670-16
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 4 december 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. M.L.M. van der Voet, raadsheer,
mr. M.A.T. van Willigen, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.C.A. Bakker, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.