ECLI:NL:GHAMS:2018:4865

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
23-002129-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot hennep en hasj

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor het vervoeren van ongeveer 10 kilo hennep en 1 kilo hasj op 28 februari 2017 te Zaandam. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging door de raadsvrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij in vereniging met anderen de hennep en hasj buiten Nederland heeft gebracht, en sprak de verdachte vrij van dit feit. Ook het bezit van wapens werd niet bewezen, omdat de verdachte niet kon worden aangetoond dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van deze wapens in de auto die hij had geleend. Het hof heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk de hennep en hasj heeft vervoerd, en heeft de verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. Het hof heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de volksgezondheid in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had enkel financieel gewin voor ogen en toonde geen zorg voor de maatschappelijke gevolgen van zijn daden. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002129-17
datum uitspraak: 24 december 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-041557-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Zaandam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 10 kilo hennep hennep en/of 1 kilo hasj, zijnde hasjiesj en/of hennep althans (een) middel(en)zijnde hennep , in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 10 kilo hennep en/of 1 kilo hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad een of meer wapens van categorie I, onder 1° en/of 3°, te weten een vlindermes en/of een ploertendoder, voorhanden heeft gehad; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 1 primair en feit 2

Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte in vereniging met een of meer anderen ongeveer 10 kilo hennep en 1 kilo hasj opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte zal hier dan ook van worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Het hof acht evenmin bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de ploertendoder (in ingeklapte toestand) en het vlindermes zijn aangetroffen in respectievelijk het bestuurdersportier en in het vakje onder het stuur van de auto die de verdachte bestuurde. Uit het dossier blijkt echter ook dat de verdachte de auto had geleend en dat in de auto meerdere stukken gereedschap van de eigenaar van de auto lagen. Het dossier bevat geen foto’s van het bestuurdersportier en het vakje onder het stuur waarin de ploertendoder en het vlindermes zijn aangetroffen zodat onduidelijk is of deze voorwerpen voor de verdachte onmiddellijk waarneembaar zijn geweest. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet is vast stellen dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de ploertendoder en het vlindermes zodat de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
hij op 28 februari 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 10 kilo hennep en1 kilo hasj.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.
1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer 1] van 28 februari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren U. Sanli en M. Matta [doorgenummerde pagina’s 5-8].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisanten:
Op 28 februari 2017 zagen wij dat de bestuurder van een voertuig, van het merk Volkswagen, type Passat, voorzien van kenteken [kenteken 1], zijn voertuig op de Wibautstraat te Zaandam in een parkeervak parkeerde en tot stilstand kwam. Wij zagen dat een oranjekleurige bus van het merk Volkswagen, model Transporter, voorzien van kenteken [kenteken 2], aan de linkerkant van de bovengenoemde Passat tot stilstand kwam. Wij zagen dat de onderlinge afstand tussen de Passat en de oranjekleurige bus ongeveer 2 meter bedroeg. Wij zagen dat er uit de genoemde Passat twee personen stapten. De bestuurder van de Passat bleek later te zijn genaamd: [betrokkene 1]. De bijrijder van de Passat bleek te zijn genaamd: [betrokkene 2], . Wij zagen dat uit de oranjekleurige bus een persoon als bestuurder uitstapte en wij zagen dat deze bestuurder met de twee inzittenden [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ging praten. Wij zagen dat alle drie de personen direct schichtig om zich heen keken. De bestuurder van de oranjekleurige bus bleek later te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Wij zagen, dat er voor de bovengenoemde Passat een witkleurige bestelbus geparkeerd stond. Wij zagen dat de achterkleppen van deze witkleurige bestelbus openstonden. Wij zagen dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ter hoogte van deze opengeklapte achterkleppen stonden. Wij zagen dat [verdachte] 1 meter van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] verwijderd was. Wij zagen dat alle drie de bovengenoemde personen weer schichtig naar de gepasseerde voertuigen keken. Wij zagen dat een (l) van de personen een blauwe rechthoekig tas in zijn handen had. Wij zagen dat de persoon, die de tas in zijn handen had, vanaf de oranjekleurige bus richting de opengeklapte deuren liep van de witkleurige bestelbus. Wij zagen dat de bovengenoemde personen van de oranjekleurige bus naar de witte bestelbus liepen. Wij liepen naar de bovengenoemde personen toe. Wij zagen dat de witte bestelbus met opengeklapte deuren van het merk Seat, model Inca, voorzien van kenteken [kenteken 3] betrof. Wij zagen dat onder andere 2 gevulde sporttassen in de laadruimte lagen. Wij zagen dat een (l) van de tassen blauw en de andere rood van kleur was. Wij hoorden [betrokkene 2] zeggen dat de witte bestelbus van hem was. Wij zagen dat in de laadruimte van de witte bestelbus twee sporttassen lagen en dat de twee sporttassen er vol c.q. gevuld uit zagen. Ambtshalve is ons bekend dat dergelijke eerder genoemde handelingen van personen kunnen duiden op een overdracht van verdovende middelen. Hierop hebben wij de sporttassen met inhoud inbeslaggenomen op grond van de Opiumwet. Ik, verbalisant Matta, heb een (l) van de sporttassen opengemaakt door de rits van de tas te openen. Nadat ik, Matta, de sporttas openmaakte zagen wij minstens twee zwartkleurige sealbags liggen. Ik vroeg wat de inhoud was van de sealbags. Wij hoorden [verdachte] zeggen: "Weed". Ik, Matta, rook aan de zwarte sealbag. Ik rook een geur die ik herkende als zijnde de typische geur die de hennepplant en volgroeide hennepplanttoppen kenmerkt en verspreidt. Ik, Matta, stak mijn vinger in de sealbag en ik scheurde de sealbag open. Ik zag dat de inhoud van de zwarte sealbag nog een doorzichtige sealbag was. Wij zagen dat de inhoud van de doorzichtige sealbag gedroogde hennepplanttoppen betrof. Wij hebben vervolgens alle drie bovengenoemde voertuigen in beslag genomen ter waarheidsvinding.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer 2] van 7 maart 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren L. Nobbe en J. Ruijter [doorgenummerde pagina’s 25-26].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisanten:
Op 28 februari 2017 hebben wij de in beslag genomen voertuigen onderzocht. Wij zagen in de laadruimte van de Seat Inca, wit van kleur en voorzien van kenteken [kenteken 3], twee grote sporttassen liggen. Ik, verbalisant Nobbe, zag in de sportassen meerdere plastic sealbags zitten. Ik zag dat de sealbags donker/zwart waren van kleur. Ik zag dat 1 sealbag geopend was en dat in deze zwarte sealbag meerdere doorzichtige sealbags zaten voorzien van hennep. Ik herkende de hennep aan de toppen en de typische geur die daar vanaf kwam die ik ambtshalve herken als de geur van hennep. Ik zag dat enkel de henneptoppen in gedroogde vorm aanwezig waren. In de kofferbak van de Volkswagen Passat, donker van kleur en voorzien van kenteken [kenteken 1], zagen wij één tas van de winkelketen Action. Wij zagen zonder de tas te openen eenzelfde soort zwarte sealbag zitten. Hierop hebben wij de tas veiliggesteld en tevens aan de collega's van de forensische opsporing overgedragen. Hierna ben ik naar de afdeling forensische opsporing gelopen. Ik zag dat de medewerker de sealbags voorzien van hennep woog op een weegschaal, ik zag dat het gewicht 10 kilo betrof. Ik hoorde van de medewerker dat er 1 kilo hasj was aangetroffen in de Action tas. Hierop heb ik gevraagd of de weegschaal een geijkte weegschaal is, ik hoorde de medewerker van de forensische opsporing zeggen "ja dat is zo ”. Later heb ik de kilo hasj gezien, ik zag dat de hasj verpakt zat in een doorzichtig folie.
3. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 10 december 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb 10 kilo hennep en 1 kilo hasj gekocht van iemand op de renbaan in Alkmaar. Ik heb dat gedaan zodat ik het kon doorverkopen. Ik zou € 2000,- winst per kilo kunnen maken. Ik had op dat moment echter nog geen koper, daarom ben ik op 28 februari 2017 met het spul van Alkmaar naar Zaandam gereden met de bedoeling om het daar op te slaan.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de politierechter heeft opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte een taakstraf op te leggen zodat hij iets terug kan doen voor de maatschappij en zich tegelijkertijd in Nederland kan vestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid hennep en hasj. Dergelijke verdovende middelen vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en het gebruik hiervan leidt in veel gevallen tot verslaving daaraan. De verdachte heeft slechts zijn eigen financieel gewin voor ogen gehad en zich niet om deze onwenselijke gevolgen bekommerd. Het hof rekent hem dat aan.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd ziet het hof geen aanleiding een taakstraf op te leggen. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en de aangetroffen hoeveelheid een taakstraf niet passend is. Daarmee zoekt het hof aansluiting bij de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een gevangenisstraf van vier maanden genoemd voor een hoeveelheid softdrugs van 5 tot 10 kilogram, en van zes maanden voor een hoeveelheid van 10 tot 25 kilogram. De persoonlijke omstandigheden zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen maken niet dat voor een andere strafmodaliteit dient te worden gekozen. Deze omstandigheden zijn niet zodanig klemmend dat afwijking van de genoemde oriëntatiepunten gerechtvaardigd is.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden. Dat de verdachte is vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit maakt deze duur, gelet op de oriëntatiepunten, niet anders.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 december 2018.
mr. M.B. de Wit is buiten staat dit arrest te ondertekenen
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002129-17
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 24 december 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. G. Oldekamp, raadsheer,
mr. M.E. van Rijn, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J.B. Develing, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.