ECLI:NL:GHAMS:2018:4864
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling tussen grootmoeder en kleindochter in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een omgangsregeling tussen een grootmoeder en haar kleindochter, geboren in 2009. De grootmoeder had in eerste aanleg verzocht om een omgangsregeling van een uur per week, maar dit verzoek was afgewezen door de rechtbank. De grootmoeder is in hoger beroep gekomen tegen deze beslissing. De GI, de gecertificeerde instelling die betrokken is bij de zorg voor de kleindochter, heeft in haar verweerschrift aangegeven dat een intensieve omgangsregeling te belastend zou zijn voor het kind, dat in een pleeggezin verblijft en daar stabiliteit en veiligheid nodig heeft. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 oktober 2018 is de grootmoeder bijgestaan door haar advocaat en was er ook een vertegenwoordiger van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.
Het hof heeft vastgesteld dat er een goede band bestaat tussen de grootmoeder en de kleindochter, en dat het in het belang van het kind is dat er contact blijft. Het hof heeft het advies van de Raad gevolgd en besloten dat de grootmoeder de kleindochter eens per maand gedurende anderhalf uur kan zien, onder begeleiding van een onafhankelijke derde. Dit besluit is genomen om ervoor te zorgen dat het contact op een veilige en emotioneel onbelaste manier kan plaatsvinden. De grootmoeder had eerder contact met de kleindochter, maar dit was sinds augustus 2018 niet meer gebeurd. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de omgangsregeling vastgesteld, waarbij het belang van de kleindochter voorop staat.