In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontkenning van het vaderschap door de man van de minderjarige [de minderjarige]. De man had eerder, op 4 juli 2017, een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam om zijn vaderschap te ontkennen, maar dit verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet binnen de wettelijke termijn van een jaar was ingediend. De man had verklaard dat hij zijn twijfels over zijn vaderschap had gekregen na het bekijken van een oude foto van de minderjarige, maar het hof oordeelde dat hij geen verschoonbare termijnoverschrijding had aangetoond. De rechtbank had de man ook veroordeeld in de proceskosten die de vrouw had gemaakt, en dit oordeel werd door het hof bevestigd. De vrouw had verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking en om de man te veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de man veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 461,-. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de griffier.