ECLI:NL:GHAMS:2018:4862

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
23-000286-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van strafoplegging in hoger beroep tegen winkeldiefstal

Op 24 december 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 12 januari 2018 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. De verdachte was eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat in zijn nadeel weegt. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 30 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken geëist, terwijl de raadsman pleitte voor een schuldigverklaring zonder straf, gezien de omstandigheden van de verdachte, waaronder een stopgezette uitkering en een lopend reclasseringstraject. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling van psychische en verslavingsproblematiek. Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de winkeldiefstallen en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000286-18
datum uitspraak: 24 december 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-181464-17 (A) en 13-220470-17 (B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof onderstaande strafmotivering in de plaats stelt van de strafmotivering van de politierechter en de bewezenverklaring verbeterd leest.

Bewezenverklaring

Het hof constateert dat in de bewezenverklaring tweemaal is opgenomen de zinsnede: “Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde:” Het hof leest de tweede maal dat deze zinsnede is opgenomen verbeterd en als volgt: “Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde:”.
Het hof merkt het onderdeel in de bewezenverklaring ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde, te weten “dat aan een ander toebehoorde te weten aan [bedrijf], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen” aan als een kennelijke verschrijving en leest dit verbeterd als “die aan een ander toebehoorden te weten aan [bedrijf], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen”.
De verdachte wordt door deze lezing van de bewezenverklaring niet in zijn verdediging geschaad.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en oplegging van bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft bepleit toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht nu de verdachte al genoeg is gestraft door het ten onrechte kwijtraken van zijn uitkering. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een taakstraf op te leggen zoals door de advocaat-generaal is gerekwireerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van twee winkeldiefstallen. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die schade en hinder kunnen veroorzaken voor de gedupeerde winkelbedrijven. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 november 2018 is hij eerder meerdere malen onherroepelijk veroordeeld voor winkeldiefstal, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Op grond van hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen is aannemelijk dat de verdachte ten tijde van de diefstallen in een moeilijke situatie verkeerde. De uitkering van de verdachte was stopgezet, hetgeen achteraf onterecht bleek te zijn. Ook is gebleken dat er inmiddels voortgang is geboekt voor wat betreft het reclasseringstoezicht. Er is een traject in gang gezet waarbij de verdachte zich open lijkt te stellen voor hulp en therapie voor zijn drugsverslaving en psychische problematiek. Het hof acht het, mede uit oogpunt van voorkoming van recidive, van belang dat dit traject wordt voortgezet en niet wordt doorkruist door onvoorwaardelijke detentie. Anders dan de raadsman heeft bepleit kan niet worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, ook als dit betekent dat de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal dienen te stellen van de GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam, dan wel een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens voornoemde instantie vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor psychische- en verslavingsproblematiek.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 december 2018.
mr. M.B. de Wit is buiten staat dit arrest te ondertekenen
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000286-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 24 december 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. G. Oldekamp, raadsheer,
mr. M.E. van Rijn, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J.B. Develing, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.