ECLI:NL:GHAMS:2018:4861
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- H.A. van den Berg
- A. van Haeringen
- R.G. Kemmers
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling tussen moeder en minderjarige na gezagsbeëindiging
In deze zaak gaat het om de omgang tussen de moeder en haar minderjarige dochter, [de minderjarige], na de beëindiging van het gezag van de moeder. De moeder heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin haar verzoek om een omgangsregeling werd afgewezen. De moeder is op 15 februari 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 november 2017. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de GI), heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 november 2018, waarbij de moeder niet ter zitting verscheen, maar haar advocaat pleitnotities overlegde.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [de minderjarige] is geboren in 2008 en is sinds 21 december 2012 geplaatst bij pleegouders. De moeder is op 10 december 2014 ontheven van het gezag over [de minderjarige]. De GI voert de voogdij over [de minderjarige] en heeft in het verleden zorgen geuit over de opvoedsituatie bij de moeder, die gekenmerkt werd door onveiligheid en huiselijk geweld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat omgang tussen de moeder en [de minderjarige] ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van het kind.
Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders, maar dat dit recht kan worden ontzegd op basis van de in de wet genoemde gronden. Het hof heeft vastgesteld dat er momenteel geen draagvlak is voor contact tussen [de minderjarige] en de moeder, gezien de negatieve effecten die eerdere omgangsmomenten op [de minderjarige] hebben gehad. De GI en de pleegouders hebben bevestigd dat [de minderjarige] na omgangsmomenten met de moeder terugvallen in haar gedrag vertoont. Het hof heeft geconcludeerd dat omgang met de moeder op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] is en heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd.