ECLI:NL:GHAMS:2018:4854

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
23-003832-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, die op 19 februari 2017 met verhoogde snelheid heeft gereden op de A9, A22 en andere wegen in Noord-Holland, werd beschuldigd van gevaarlijk rijgedrag. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis, waarvan een deel voorwaardelijk. De advocaat-generaal vorderde een lagere geldboete van € 400,00, maar het hof oordeelde dat de eerdere straf passend was gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van € 250,00 en 5 dagen hechtenis. Het hof overwoog dat de verdachte gevaarlijk en hinderlijk verkeersgedrag had vertoond, wat een ernstige schending van haar verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer inhield. De verdachte had eerder al overtredingen van de Wegenverkeerswet op haar naam staan, wat het hof extra zorgwekkend vond. Het hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat de opgelegde straf rechtvaardig was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003832-17
datum uitspraak: 24 december 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem van 30 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-050885-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2018, 25 juli 2018 en 10 december 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 19 februari 2017 in de gemeenten Uitgeest, Heemskerk, Beverwijk, Velsen en Haarlemmerliede & Spaarnwoude, in elk geval in de provincie Noord-Holland, als bestuurder van een voertuig (bestelbus), daarmee rijdende op de weg (de A9, de A22, de Rijksweg, de Amsterdamseweg en de Machineweg)
A.
(op de A9)
  • met verhoogde snelheid (ongeveer 130 kilometer per uur) op korte afstand van twee motorrijders heeft gereden en/of
  • slingerend heeft gereden en geregeld de stippellijn tussen de rijstroken heeft overschreden, waardoor zij (gedeeltelijk) op de andere (linker) rijkstrook heeft gereden en/of
  • hierbij geen richting heeft aangegeven
  • door welke gedragingen automobilisten moesten uitwijken
B.
(op de A22)
- met verhoogde snelheden heeft gereden (ongeveer 130 tot 140 kilometer per uur), terwijl aldaar maximum snelheden golden van 100 kilometer per uur en – op enig punt voor de Velsertunnel – 90 kilometer per uur
C.
(vanaf de afslag N208)
  • met verhoogde snelheid en slingerend heeft gereden en/of
  • bij het rechtsaf slaan (de Amsterdamseweg op) met de rechterwielen in de berm heeft gereden en/of op enkele centimeters een lantaarnpaal heeft gemist en/of
  • (op de Machineweg) plotseling is gestopt en het voertuig schuin in de grasstrook (berm) heeft stilgezet,
door welke gedraging(en) gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd en/of kon worden gehinderd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden veroordeeld voor het ten laste gelegde feit en heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Het proces-verbaal van de verbalisant is duidelijk. De verbalisant heeft gezien dat gevaarzettend rijgedrag werd vertoond. Vervolgens heeft zij besloten achter de verdachte aan te gaan. Er is geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verbalisant. Op het moment dat de verbalisant de verdachte tijdens de staandehouding confronteerde met haar afwijkende rijgedrag ontkende de verdachte dat niet. Daarnaast heeft de verdachte in een brief van 23 augustus 2017 verklaard te hebben geslingerd vanuit emotie. Dit ondersteunt de door de verbalisant gedane waarnemingen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd. De bus slingerde omdat die, zeker in de buurt van de kust, veel wind zal vangen en voor de verdachte lastig onder controle te houden was, waardoor zij continu moest corrigeren. Daardoor zou de bus nooit in een geheel rechte lijn kunnen rijden; de stippellijn is echter niet overschreden. Ook zouden nadere automobilisten voor de verdachte hebben moeten uitwijken terwijl ze ruim boven de 130 km/u zou hebben gereden op de A9. Op de A9 is echter geen tegemoetkomend verkeer en het ligt niet in de lijn der verwachting dat achteropkomende voertuigen nog sneller gereden hebben dan de verdachte en vervolgens hebben moeten uitwijken. De verklaringen van de verbalisant en de verdachte staan dan ook lijnrecht tegenover elkaar. In dat verband is van belang dat aan het proces-verbaal van de verbalisant niet het gebruikelijke gewicht mag worden toegekend omdat zij in de zaak van de verdachte haar ambtsgeheim heeft geschonden.
Oordeel van het hof
Ingevolge artikel 344, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, worden aangenomen op enkel een door een bevoegde opsporingsambtenaar op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Daarbij wordt uitgegaan van de betrouwbaarheid en de juistheid van dat proces-verbaal, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die daaraan doen twijfelen.
De verbalisant [verbalisant] is als getuige gehoord in hoger beroep. Zij heeft ter terechtzitting overeenkomstig de inhoud van het proces-verbaal verklaard en heeft verklaard het proces-verbaal naar waarheid te hebben opgemaakt. Het hof ziet in de door de verdediging aangedragen omstandigheden geen aanleiding aan de betrouwbaarheid en de juistheid van het proces-verbaal te twijfelen en overweegt daartoe het volgende.
De verbalisant reed in privétijd op de A9 toen haar aandacht werd getrokken door opvallend rijgedrag van de verdachte. Zij is achter de verdachte blijven rijden en heeft contact gemaakt met de meldkamer van de politie. Dat zij een andere reden had om de verdachte te volgen is gesteld noch gebleken. Evenmin is gebleken dat zij een reden had om een proces-verbaal op te maken in strijd met de waarheid en ten nadele van de verdachte. De veronderstellingen van de verdediging dat de verbalisant mogelijk gezichtsverlies ten opzichte van de collega’s wilde voorkomen of dat zij ten tijde van de staandehouding de verdachte mogelijk heeft gekend via een vriendin bieden daartoe onvoldoende aanknopingspunten. Dit geldt evenzeer voor het feit dat is gebleken dat de verbalisant zich later in een andere zaak van de verdachte schuldig heeft gemaakt aan schending van het ambtsgeheim door haar ambtshalve bekende informatie over de verdachte te delen met derden. Dat de verbalisant in die zaak haar ambtsgeheim heeft geschonden doet op zichzelf geen afbreuk aan de bewijskracht van het eerder door haar in deze zaak opgemaakte proces-verbaal.
Het hof heeft voorts in aanmerking genomen dat de verdachte heeft verklaard dat ze drie wijntjes had gedronken alvorens zij de bus ging besturen, dat ze tijdens de rit (handsfree) aan het bellen was en dat ze gestrest en geëmotioneerd was. Hierin ziet het hof ondersteuning voor de door de verbalisant beschreven gedragingen. De verdachte heeft bovendien erkend dat de bus slingerde, hoewel zij ontkent dat zij daarbij de wegmarkering heeft overschreden.
Het hof heeft ten slotte geconstateerd dat de verbalisant in het proces-verbaal in de passage over de A9 melding heeft gemaakt van ‘nadere’ automobilisten. Het hof beschouwt dit als een kennelijke verschrijving en gaat er vanuit dat dit niet dient te worden gelezen als ‘naderende’ maar als ‘andere’ automobilisten.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat aan het door verbalisant [verbalisant] op ambtseed opgemaakte proces-verbaal niet het gewicht kan worden toegekend dat in beginsel aan een door een opsporingsambtenaar op ambtseed opgemaakt proces-verbaal toekomt.
Het hof acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij, op 19 februari 2017 in de gemeenten Beverwijk en Haarlemmerliede & Spaarnwoude, in elk geval in de provincie Noord-Holland, als bestuurder van een voertuig (bestelbus), daarmee rijdende op de weg de A9, de A22 en de Rijksweg
A.
op de A9
  • slingerend heeft gereden en geregeld de stippellijn tussen de rijstroken heeft overschreden, waardoor zij gedeeltelijk op de andere rijstrook heeft gereden en
  • hierbij geen richting heeft aangegeven
  • door welke gedragingen automobilisten moesten uitwijken
B.
op de A22
- met verhoogde snelheden heeft gereden terwijl aldaar maximum snelheden golden van 100 kilometer per uur en – op enig punt voor de Velsertunnel – 90 kilometer per uur
C.
vanaf de afslag N208
  • slingerend heeft gereden en
  • bij het rechtsaf slaan met de rechterwielen in de berm heeft gereden en op enkele centimeters een lantaarnpaal heeft gemist
door welke gedragingen gevaar op die wegen kon worden veroorzaakt en het verkeer op die weg, de A9 werd gehinderd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, te betalen in vijf termijnen van elk € 50,00 per maand. Voorts heeft de kantonrechter de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 400,00, subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis, en dat de strafbeschikking zal worden vernietigd.
De raadsman heeft verzocht het vonnis van de kantonrechter ten aanzien van de strafoplegging in stand te laten, maar kan zich ook vinden in hetgeen de advocaat-generaal heeft gevorderd ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, als bestuurder van een bestelbus, schuldig gemaakt aan gevaarlijk en hinderlijk verkeersgedrag. Zij heeft onder andere meerdere malen met verhoogde snelheid slingerend gereden en daarbij geen richting aangegeven waardoor andere automobilisten moesten uitwijken. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van miskenning van haar verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. Zij heeft daarbij geen rekening gehouden met de gevolgen die haar rijgedrag voor andere verkeersdeelnemers zouden kunnen hebben.
Daarnaast is de verdachte blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 november 2018 eerder onherroepelijk veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet.
Dit baart het hof zorgen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte, zoals opgelegd door de kantonrechter, passend en geboden. In het voorgaande ligt besloten dat niet kan worden volstaan met een lagere straf dan de hieronder bedoelde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 23 maart 2017 onder CJIB nummer 0000009605088517.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. C.N. Dalebout en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 december 2018.
mr. M.B. de Wit is buiten staat dit arrest te ondertekenen
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003832-17
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 24 december 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. G. Oldekamp, raadsheer,
mr. M.E. van Rijn, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J.B. Develing, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.