ECLI:NL:GHAMS:2018:4850

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
23-004131-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis in hoger beroep inzake bedreiging met een misdrijf tegen het leven

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 17 november 2017 was gewezen. De verdachte, die in deze zaak wordt beschuldigd van bedreiging, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de eerste aanleg. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 10 december 2018 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg opgelegd. Het hof heeft de bewijsmiddelen aangevuld en de verweren van de verdediging besproken. De verdachte had in de tandartsenpraktijk van de aangever bedreigende uitspraken gedaan, die door getuigen als zodanig zijn waargenomen. De raadsman heeft betoogd dat de uitlatingen van de verdachte in de context van de Turkse taal niet als bedreigend moeten worden gezien, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof oordeelt dat de bedreiging van dien aard was dat de aangever in redelijkheid vrees kon hebben voor zijn leven.

De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een schadevergoeding van € 550,00 gevorderd, waarvan € 250,00 is toegewezen. Het hof heeft de vordering in hoger beroep toegewezen, nu deze niet is betwist. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. De maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd om de schadevergoeding te bevorderen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004131-17
datum uitspraak: 24 december 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-248916-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vordering advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
- de bewijsmiddelen zal aanvullen, zodat deze komen te luiden zoals hieronder weergegeven,
- de in hoger beroep gevoerde verweren zal bespreken,
- de beslissing op de vordering benadeelde partij nader zal motiveren.

Aanvulling bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer [nummer 1] van 11 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar S. Snelders- Dovers (doorgenummerde pagina’s 3-5).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de
aangever [slachtoffer]:
Ik ben tandarts van beroep en werk in de praktijk: [bedrijf], gevestigd op de
[adres 2]. In juli 2015 kwam er een cliënt bij mij die zijn gebit wilde laten renoveren. Het gaat om de heer [verdachte]. Op zaterdag 6 augustus 2016 kwam meneer [verdachte] weer naar de praktijk. Hij liep naar de receptioniste en zei toen letterlijk (in het Turks): ‘laat de arts maar voor de deur leggen en dan schiet ik hem neer door zijn hoofd!’. Dit
heb ik allemaal zelf gehoord. Ik zat op dat moment in het kantoor naast de hal. Hij riep dit namelijk heel luid. Ik hoorde dat de receptioniste zei dat hij mij niet moest bedreigen. Ik hoorde dat hij toen weer zei dat hij het meende en dat hij mij zou gaan neerschieten. Ik was op dat moment bang.
2.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] met nummer [nummer 2] van 26 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar T.J. Visser (doorgenummerde pagina’s 6-7).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de
getuige [getuige]:
Ik ben als receptioniste werkzaam bij de tandartsenpraktijk [bedrijf] op de [adres 2]. Een tijdje terug zag ik dat meneer [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte) bij de balie stond van de tandartspraktijk [bedrijf] en dat hij direct begon te schreeuwen in het Turks. Ik spreek en versta Turks. Ik zag dat hij druk aan het zwaaien was met zijn armen. Ik hoorde hem in de Turkse taal zeggen: ‘Ik ga de tandarts voor de deur van de praktijk leggen, dan schiet ik hem door zijn hoofd’. Ik hoorde hem zeggen dat hij dit echt ging doen. Ik vond dat meneer [verdachte] erg bedreigend overkwam.

Verweren in hoger beroep

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de uitlatingen van de verdachte in context en samenhang moeten worden bezien, dat de bewoordingen die zijn gebruikt binnen de Turkse taal gebruikelijk zijn om een andere partij te bewegen iets te doen en niet als bedreigend zijn bedoeld. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de aangever niet heeft kunnen horen wat de verdachte heeft gezegd.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte naar de tandartspraktijk van de aangever is gegaan en daar bij de balie op luide toon tegen de receptioniste heeft gezegd: “laat de arts maar voor de deur leggen en dan schiet ik hem neer door zijn hoofd”. Daarmee is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de verdachte (in ieder geval voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het daadwerkelijk op de hoogte raken door de aangever van wat als bedreiging is ten laste gelegd. Het hof is voorts van oordeel dat de ten laste gelegde uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht opleveren. Dat de woorden zijn geuit in de Turkse taal doet daar niet aan af. De receptioniste heeft te kennen gegeven de Turkse taal te spreken en te verstaan en heeft de woorden die de verdachte heeft gezegd als bedreigend opgevat, evenals de aangever, zodat de stelling dat de woorden in het Turks een andere betekenis hebben wordt gepasseerd bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het hof neemt voorts in aanmerking dat de verdachte bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg telkens heeft ontkend de woorden zoals tenlastegelegd te hebben gebezigd en dat eerst in hoger beroep wordt aangevoerd dat de bewoordingen in het Turks niet bedreigend worden bedoeld. Het hof volgt de raadsman dan ook niet in het verweer dat de uitlatingen zijn gedaan in de Turkse taal en in de context niet als bedreigend moeten worden gezien.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 550,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep niet betwist en zal om die reden worden toegewezen, nu voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. C.N. Dalebout en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 december 2018.
mr. M.B. de Wit is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004131-17
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 24 december 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. G. Oldekamp, raadsheer,
mr. M.E. van Rijn, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J.B. Develing, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.