Uitspraak
mrs. M.W.E. Eversen
J.A.I. Verheul, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. M.J. Geus,kantoorhoudende te Den Haag,
mr. W.E. Pors, kantoorhoudende te Den Haag,
[Q],
mr. P.D. Oldenen
mr. B.F.L.M. Schim, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
- verzoekster met [A] ;
- [B] met [B] ;
- [C] met [C] ;
- [D] met [D] ;
- [F] met [F] ;
- [E] met [E] ;
- verweersters 1 tot en met 13 met de dochtervennootschappen;
- [A] tezamen met haar dochtervennootschappen met de [A] groep;
- belanghebbende 1 met [O] ;
- belanghebbende 2 met [P] ;
- belanghebbende 3 met [Q] ;
- [R] met [R] ;
- [S] met [S] ;
- [T] met [T] .
2.De feiten
dan dat er al 7,7 mio in de afgelopen vijf jaar is geïnvesteerd, dat er het afgelopen jaar en de komende jaren nog eens zo’n 4,5 mio moet worden geïnvesteerd en dat er over die periode cumulatief een negatieve EBITDA van ruim € 10 mio ontstaat.”
noodscenario” met bijbehorende cijfermatige begrotingen. Zij heeft er in dat verband op gewezen dat EY bereid is voor de jaarrekening van [A] over 2016, die is opgemaakt onder een continuïteitsveronderstelling, een ongekwalificeerde goedkeurende verklaring af te afgeven, maar dat het afgeven van die verklaring volgens EY voor de volgende boekjaren bij gelijkblijvende omstandigheden niet zonder meer mogelijk is. In de brief dringt [T] er op aan dat [A] juist en volledig wordt geïnformeerd over de gang van zaken in de dochtervennootschappen.
business review” van de dochtervennootschappen. [R] heeft tijdens die bespreking medegedeeld dat een gedeelte van de [B gelden] , te weten een bedrag van € 2.230.000 is besteed aan de verwerving van een villa in [....] in de zomer van 2012. De villa wordt deels zakelijk gebruikt door [R] ten behoeve van werkzaamheden voor de [A] groep en deels door [R] in privé.
business review” gestart bij de dochtervennootschapen. Boer & Croon heeft op 22 mei 2018 een conceptrapportage van de “
business review”toegestuurd aan [R] en [S] . Daarop is een e-mailcorrespondentie gevolgd tussen [S] en [R] enerzijds en Boer & Croon anderzijds (tot medio juni 2018) waarin [S] en [R] zich hebben beklaagd over de procedurele gang van zaken met betrekking tot het opstellen van de conceptrapportage, waardoor het rapport onbruikbaar is en waarin Boer & Croon zich op het standpunt heeft gesteld dat de voorlopige bevindingen in de conceptrapportage zijn gebaseerd op de door de dochtervennootschappen verstrekte informatie, dat informatie die kan leiden tot andere bevindingen niet wordt verstrekt, ondanks verzoeken daartoe en dat ten onrechte geen inhoudelijk commentaar op de concept rapportage wordt gegeven.
3.De gronden van de beslissing
[B] (en de overige dochtervennootschappen)”om duidelijk te maken dat die stellingen en verweren aanvankelijk betrekking hadden op alle dochtervennootschappen, maar nu nog slechts betrekking hebben op [B] . Daarbij heeft de Ondernemingskamer in aanmerking genomen dat hoewel bepaalde gronden (met name die welke zien op informatie over (de financiering van) de herpositionering, zoals business plannen, en op de gang van zaken rond de
business review) zich hoofdzakelijk lijken te richten op [C] en [D] , een rol van [B] daarbij niet kan worden uitgesloten. Die gronden zijn dus in de beoordeling meegenomen.
business review”van Boer & Croon. Er is nog steeds geen inhoudelijke reactie op een conceptrapportage van Boer & Croon.
business review” door Boer & Croon. [A] verwijt [B] (en de overige dochtervennootschappen) dat zij onvoldoende medewerking aan dat onderzoek hebben verleend en dat zij niet willen reageren op de uitgebrachte conceptrapportage, waardoor een vervolg stagneert. [B] (en de overige dochtervennootschappen) vinden dat de procedure met betrekking tot het opstellen van een conceptrapportage onzorgvuldig is verlopen en dat de conceptrapportage is gebaseerd op onvolledige informatie, waardoor die conceptrapportage ondeugdelijk is en geen basis kan vormen voor verdere uitwerking;
business review” en de informatievoorziening met betrekking tot de besteding van de [B gelden] en de villa in [....] , is reeds voldoende voor de conclusie dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van [B] . Dit leidt in dit geval echter niet tot het gelasten van een onderzoek en derhalve ook niet tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen. Daartoe wordt het volgende overwogen.