Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.ADELBRECHT VASTGOED BEHEERMAATSCHAPPIJ B.V.,
GIJSBRECHT VASTGOED BEHEERMAATSCHAPPIJ B.V.,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de voortzetting van een huurovereenkomst door [appellant] na het overlijden van zijn ouders. [appellant] heeft in hoger beroep beroep gedaan op het recht om de huurovereenkomst op zijn naam voort te zetten, terwijl de kantonrechter in eerste aanleg deze vordering had afgewezen. De ouders van [appellant] huurden sinds 1986 een woning van de geïntimeerden, Adel- en Gijsbrecht. Na het overlijden van zijn vader in 2012 en zijn moeder in 2016, stelt [appellant] dat hij een duurzame gemeenschappelijke huishouding met zijn moeder heeft gevoerd, wat hem het recht zou geven om de huurovereenkomst voort te zetten.
De kantonrechter oordeelde echter dat [appellant] niet voldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding. In hoger beroep heeft [appellant] zes grieven ingediend, waarbij hij betoogt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen duurzame gemeenschappelijke huishouding was. Het hof overweegt dat voor de vaststelling van een gemeenschappelijke huishouding zowel objectieve als subjectieve factoren van belang zijn. Het hof concludeert dat [appellant] onvoldoende informatie heeft verstrekt om aan te tonen dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellant] af. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerden zijn begroot op € 1.790,-.