In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 21 maart 2017, gaat het om de waardering van gezamenlijke bedrijfsmiddelen die door twee broers, [appellant] en [geïntimeerde], zijn geëxploiteerd in een agrarisch bedrijf. De broers hebben gezamenlijk bedrijfsmiddelen zoals gronden, machines en een veestapel in eigendom. Na een splitsing van hun onderneming in 2013, waarbij [appellant] de melkveehouderij voortzette en [geïntimeerde] een mestvergisterij begon, ontstonden er geschillen over de toedeling van de gezamenlijke bezittingen. In het bestreden vonnis is het bedrijf in zijn geheel aan [geïntimeerde] toegedeeld, met de verplichting om [appellant] te vergoeden voor overbedeling. [appellant] heeft hiertegen geappelleerd, met de bedoeling het gehele bedrijf toegewezen te krijgen.
Het hof heeft in het tussenarrest van 21 maart 2017 de ontbinding van de maatschap vastgesteld op 1 januari 2013 en de peildatum voor de waardering op 26 oktober 2016. Het hof heeft partijen gevraagd om uitlatingen te doen over de peildatum en de te benoemen deskundigen. [geïntimeerde] heeft betoogd dat hij de hogere uitkoopsom voor [appellant] niet kan betalen, en heeft voorgesteld om het bedrijf gezamenlijk te verkopen. Het hof heeft besloten dat eerst een deskundigenbericht moet worden afgewacht voordat verdere beslissingen worden genomen.
De zaak is verwezen naar de rol voor akte, waarbij partijen zich kunnen uitlaten over de voorgestelde deskundigen en de vragen die aan hen gesteld moeten worden. Het hof heeft voorgesteld om twee deskundigen te benoemen, een agrarisch makelaar en een registeraccountant, om de waardering van de bedrijfsmiddelen te verrichten. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.