ECLI:NL:GHAMS:2018:4703

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
23-002761-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor uitgaansgeweld in Alkmaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van geweldpleging tegen een persoon genaamd Niels [slachtoffer] op 25 september 2011 in Alkmaar. De tenlastelegging omvatte onder andere het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en openlijk geweld in vereniging. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 19 maart en 6 december 2018 zijn camerabeelden getoond, waarop de hoofdagent [verbalisant] de verdachte meende te herkennen. Echter, de agent heeft haar eerdere herkenning later gerelativeerd, wat de betrouwbaarheid van het bewijs in twijfel trok. De getuige [getuige] had de verdachte ook herkend, maar de verdachte ontkende aanwezig te zijn bij het incident en had een alibi. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom werd het vonnis van de politierechter vernietigd en werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd eveneens afgewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002761-13
datum uitspraak: 20 december 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 juni 2013 in de strafzaak onder de parketnummers 14-038303-12 en 14-811047-09 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 maart 2018 en 6 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 25 september 2011 in de gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk (terwijl die [slachtoffer] op een wegdek lag) naar die [slachtoffer] is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) een- of meerma(a)l(en)(met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) op/tegen/naar het hoofd en/of (elders) op/tegen/naar het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestompt/geslagen en/of een- of meerma(a)l(en) (met kracht) op/tegen/naar het hoofd en/of (elders) op/tegen/naar het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 september 2011 in de gemeente Alkmaar met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Gedempte Nieuwesloot, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het (terwijl die [slachtoffer] op
een wegdek lag) een- of meerma(a)l(en) (met kracht) slaan/stompen en/of schoppen/trappen op/tegen/naar het hoofd en/of (elders) op/tegen/naar het lichaam van die [slachtoffer];
meer subsidiair
hij op of omstreeks 25 september 2011 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) een- of meerma(a)l(en) (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt/geslagen en/of een of meerma(a)l(en) (met kracht] op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Ook heeft zij geëist dat de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf zal worden afgewezen en dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Oordeel van het hof

Niels [slachtoffer] is op 25 september 2011 in Alkmaar het slachtoffer geworden van een buitensporige vorm van uitgaansgeweld. Daarbij is hij door meerdere jongens gestompt en geschopt tegen het gehele lichaam, waaronder tegen het hoofd, zelfs nog terwijl hij (in de foetushouding) op de grond lag. De vraag waarvoor het hof staat is of wettig en overtuigend kan bewezen dat de verdachte één van de daders is geweest.
Voor een bevestigend antwoord op die vraag zijn in deze zaak twee concrete aanknopingspunten te vinden. Allereerst is het incident op camerabeelden van stadstoezicht vastgelegd. Hoofdagent [verbalisant] heeft in een proces-verbaal van 9 november 2011 verklaard dat zij deze beelden heeft bekeken en dat zij één van de personen die daarop is te zien voor 100% heeft herkend als de verdachte en wel aan zijn houding en zijn haardracht. Daarnaast heeft [getuige], die ooggetuige was van het incident, verklaard dat ‘[verdachte]’, een jongen die hij uit de buurt en van het stappen kent, met wie hij wel eens heeft gevoetbald en wiens neef hij ook kent, één van de daders is geweest.
Op de terechtzittingen in hoger beroep van 19 maart 2018 en 6 december 2018 zijn de betreffende camerabeelden afgespeeld. Naar het oordeel van het hof zijn daarop van de persoon die door de hoofdagent is herkend als de verdachte, onvoldoende specifieke kenmerken waar te nemen om aan de hand daarvan een betrouwbare herkenning te kunnen doen. Fnuikend daarbij is dat die persoon bijna uitsluitend in beeld is terwijl hij in beweging is en, als het ware, door het beeld ‘vliegt’. Ter terechtzitting in hoger beroep van 6 december 2018 is hoofdagent Jansen als getuige gehoord en - in aanwezigheid van de verdachte - geconfronteerd met de camerabeelden. Zij heeft haar eerdere herkenning vervolgens sterk gerelativeerd door te benadrukken dat de ter terechtzitting getoonde beelden in haar optiek van hele slechte kwaliteit zijn en dat zij nú - zeven jaar na het opmaken van haar proces-verbaal - niet meer volledig achter haar eerdere herkenning kan blijven staan. “Het zou hem kunnen zijn, maar het zou hem ook niet kunnen zijn”, aldus de hoofdagent. Gelet op het voorgaande acht het hof het niet verantwoord om het door haar opgemaakte proces-verbaal tot het bewijs te bezigen.
Getuige [getuige] heeft in 2011 tegenover de politie en - later - de raadsheer-commissaris stellig verklaard dat hij de verdachte heeft herkend als één van de daders van de geweldpleging tegen [slachtoffer]. In zijn verklaring op de terechtzitting van 6 december 2018 heeft [getuige] bevestigd dat de - aldaar aanwezige - verdachte de ‘[verdachte]’ is waarover hij tegenover de politie heeft gesproken. Tegenover de verklaring van [getuige] staat echter de verklaring van de verdachte die van meet af aan even stellig heeft ontkend dat hij bij de vechtpartij aanwezig was. Zijn lezing houdt in dat hij op 24 september 2011 ’s avonds met collega’s wat gedronken heeft op een terras, vervolgens naar huis is gefietst, dat hij omstreeks 00.30 uur thuis was en vervolgens de deur niet meer uit is geweest. In het dossier bevindt zich geen informatie op grond waarvan de verklaring van de verdachte kan worden gefalsificeerd.
Bij die stand van zaken kan naar het oordeel van het hof op grond van de beschikbare wettige bewijsmiddelen niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte op 25 september 2011 geweld tegen [slachtoffer] heeft gepleegd. Daarom is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft op 28 februari 2012 schriftelijk gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Alkmaar van 10 februari 2010 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 120 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. Nu de verdachte echter zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 28 februari 2012, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Alkmaar van 10 februari 2010, parketnummer 14-811047-09, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 120 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. C.N. Dalebout en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 december 2018.