Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager op 30 maart 2018 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, die op 27 februari 2018 de klacht van klager tegen drie gerechtsdeurwaarders ongegrond had verklaard. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij stelselmatig niet hebben gereageerd op zijn vragen, onterecht een vonnis hebben betekend en niet hebben gewezen op de mogelijkheid van 'misbruik van recht'. De gerechtsdeurwaarders hebben op 21 juni 2018 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van het hof op 25 oktober 2018, waar klager en een van de gerechtsdeurwaarders verschenen zijn.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beslissing van de kamer. Klager was veroordeeld tot betaling aan een advocatenkantoor en had een akte van compromis ondertekend. De gerechtsdeurwaarders hebben het vonnis van 1 april 2015 aan klager betekend, maar klager betwistte de juistheid van deze betekening. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarders adequaat hebben gereageerd op de vragen van klager en dat hun handelen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar was. De klachten van klager zijn ongegrond verklaard, en het hof bevestigt de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders.