ECLI:NL:GHAMS:2018:4631

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
23-000706-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift door valselijk opmaken van vrijwaringsbewijzen met onjuiste transactiecode

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van valsheid in geschrift, specifiek het valselijk opmaken van vrijwaringsbewijzen door een onjuiste transactiecode te vermelden die niet was verkregen van de bevoegde instantie. De tenlastelegging betrof meerdere incidenten tussen 19 november 2014 en 26 april 2016, waarbij de verdachte vrijwaringsbewijzen had opgemaakt en deze had voorzien van zijn handtekening en bedrijfsstempel, met de bedoeling deze als echt te gebruiken.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 september 2018 heeft de verdachte erkend dat hij twee vrijwaringsbewijzen valselijk heeft opgemaakt, maar betwist dat een derde vrijwaringsbewijs vals was, omdat zijn bedrijf op dat moment nog de benodigde erkenning had. Het hof heeft vastgesteld dat de erkenning van het bedrijf op 15 april 2015 was ingetrokken, wat betekent dat de verdachte niet meer bevoegd was om de vrijwaringsbewijzen op te maken. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de valsheid in geschrift, maar heeft de tenlastelegging aangepast door uit te gaan van twee in plaats van drie valselijk opgemaakte vrijwaringsbewijzen.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van zestig uren geëist, waarvan dertig uren voorwaardelijk. De raadsman van de verdachte pleitte voor een lichtere straf, gezien de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verantwoordelijkheid voor zijn kinderen en de impact van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn toekomst. Het hof heeft uiteindelijk een deels voorwaardelijke taakstraf opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de schade door het handelen van de verdachte was veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000706-17
datum uitspraak: 8 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-220472-16 tegen
[naam 1],
geboren te Amsterdam op [geboortedatum],
huidig adres in het buitenland: [adres 1],
adres (per [datum]): [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 november 2014 tot en met 26 april 2016 te Heerhugowaard althans elders in Nederland meermalen, althans eenmaal, telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een vrijwaringsbewijs valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door (telkens) een (transactie)code op het vrijwaringsbewijs te vermelden welke niet was verkregen van de daarvoor bevoegde instantie en/of (vervolgens) (telkens) dit vrijwaringsbewijs te ondertekenen en/of te voorzien van zijn bedrijfsstempel met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De verdachte erkent dat hij een tweetal vrijwaringsbewijzen ten behoeve van de aangevers [naam 2] en [naam 3] valselijk heeft opgemaakt. Volgens de verdachte is het door hem op 19 november 2014 opgemaakte vrijwaringsbewijs ten behoeve van aangever [naam 4] niet vals, omdat zijn bedrijf op die datum nog de daartoe benodigde erkenning door de RDW had. Blijkens het proces-verbaal van relaas van 5 juli 2016 (p. 33 van het dossier) is de erkenning van het bedrijf van de verdachte op 15 april 2015 ingetrokken, omdat het bedrijf is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. De aangifte van [naam 4] ziet op het verkrijgen van een (vals) vrijwaringsbewijs op 19 november 2014, een tijdstip ruim voor het intrekken van bedoelde erkenning. De verklaring van de verdachte vindt in zoverre steun in het dossier. Daaruit blijkt verder onvoldoende van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat het aan [naam 4] afgegeven vrijwaringsbewijs valselijk is opgemaakt. Hoewel de tenlastelegging geen expliciet onderscheid maakt tussen de verschillende aangevers zal het hof bij de bewezenverklaring uitgaan van twee, en niet drie, door de verdachte valselijk opgemaakte vrijwaringsbewijzen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 15 april 2015 tot en met 26 april 2016 te Heerhugowaard meermalen een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een vrijwaringsbewijs, valselijk heeft opgemaakt door (telkens) een transactiecode op het vrijwaringsbewijs te vermelden welke niet was verkregen van de daartoe bevoegde instantie en (telkens) dit vrijwaringsbewijs te ondertekenen en te voorzien van zijn bedrijfsstempel met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, waarvan dertig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht geen (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen en aan te sluiten bij de eis van de advocaat-generaal. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte zijn fouten erkent en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de weg zou staan aan het krijgen van een nieuwe baan in Nederland en de zorg voor zijn kinderen. De verdachte zou daardoor onevenredig zwaar worden getroffen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, door op vrijwaringsbewijzen foute transactiecodes in te vullen, deze te voorzien van een bedrijfsstempel en zijn handtekening en deze aan zijn (nietsvermoedende) klanten te geven zodat zij deze konden gebruiken als waren zij echt. Hij heeft hiermee het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van dit soort geschriften moet kunnen worden gesteld, geschonden.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat hij ter terechtzitting in hoger beroep de verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Voorts is gebleken dat de verdachte, binnenkort, na zijn terugkeer naar Nederland, een deel van de zorg voor zijn kinderen zal dragen en dat hij naar verwachting in loondienst aan de slag zal gaan.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [naam 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.480,17. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [naam 2]
Verklaart de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.M. van Amsterdam en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 oktober 2018.
mr. A.M. van Amsterdam is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.