ECLI:NL:GHAMS:2018:4630

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
23-004186-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging met zware mishandeling en misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 november 2017. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling en een misdrijf tegen het leven gericht. Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen dat camerabeelden niet als bewijs gebruikt konden worden omdat er geen proces-verbaal van bevindingen was opgemaakt. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van twee slachtoffers op verschillende data in april 2017. Het hof achtte de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte met een zware ketting en een mes dreigde. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor rekening houden met de psychische kwetsbaarheid van de verdachte. Het hof heeft uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. Tevens zijn de in beslag genomen voorwerpen, een mes en een fietsketting, verbeurd verklaard. De op te leggen straf is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004186-17
datum uitspraak: 8 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-701623-17 tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 april 2017 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een (zware) ketting in zijn hand(en) in de richting van die [slachtoffer 1] gelopen; en/of heeft die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Come on, come on, I"m gonna hit you, althans woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 8 april 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, naar die [slachtoffer 2] geschreeuwd: "Vuile homo, ik ga je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand(en) genomen en/of dat mes op die [slachtoffer 2] (die zich toen daar in de onmiddellijke omgeving van hem, verdachte bevond) gericht en/of aan die [slachtoffer 2] getoond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof een andere straf op zal leggen.

Bespreking verweer

Het door de raadsvrouw van de verdachte gevoerde verweer, dat de zich in het dossier bevindende
stillsvan de camerabeelden niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt omdat van het bekijken van de camerabeelden geen proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, vindt geen steun in het recht en wordt daarom verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 april 2017 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een zware ketting in zijn hand in de richting van die [slachtoffer 1] gelopen en heeft die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Come on, come on, I’m gonna hit you”;
2.
hij op 8 april 2017 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, naar die [slachtoffer 2] geschreeuwd: "Vuile homo, ik ga je vermoorden", en opzettelijk dreigend een mes in zijn hand genomen en dat mes aan die [slachtoffer 2] getoond.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte heeft gehandeld uit het gevoel dat hij werd bedreigd en met het feit dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Voorts heeft zij aangevoerd dat de verdachte deelneemt aan een begeleid wonen-traject en veel baat heeft bij de in verband daarmee aangeboden structuur. Bovendien is hij op dit moment drie dagen in de week werkzaam in een schoolkantine, hetgeen een positieve invloed op het gedrag van de verdachte heeft. Hij zou dit baantje dan ook niet willen verliezen als gevolg van detentie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood door het slachtoffer een groot mes te tonen en daarbij te zeggen dat hij hem ging vermoorden. Hij heeft door zo te handelen een voor het slachtoffer, dat voor zijn leven kon vrezen, angstaanjagende en intimiderende situatie geschapen.
Minder dan een week daarna is de verdachte met een zwaar kettingslot in zijn hand naar een ander slachtoffer gelopen en heeft hem daarbij bedreigende woorden toegevoegd. Door zijn handelen heeft de verdachte een voor dit slachtoffer zeer beangstigende situatie geschapen en bij aanwezige omstanders het gevoel van veiligheid aangetast.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 september 2018 is hij veelvuldig onherroepelijk veroordeeld voor misdrijven hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het voorgaande, en met name de ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof er rekening echter mee dat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken is gebleken dat hij een psychisch kwetsbaar persoon is. De reclassering heeft in het advies van 17 oktober 2017 geadviseerd om, indien de verdachte schuldig wordt bevonden, een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen. Voorts is gebleken dat de verdachte veel baat heeft bij structuur en dat hij deze structuur heeft gevonden vanwege zijn woonvorm en dagbesteding. In dit licht bezien, alles afwegende, acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Hiermee wordt enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht terwijl daarmede anderzijds wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.

Verbeurdverklaring

Onder de verdachte zijn een fietsketting en een mes in beslag genomen. Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe. Nu met behulp van deze voorwerpen respectievelijk het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is begaan, zullen deze voorwerpen worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- Mes
5366876
- Kettingslot
5370118
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.M. van Amsterdam en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 oktober 2018.
mr. A.M. van Amsterdam is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.