In deze zaak, die na verwijzing door de Hoge Raad aan het Gerechtshof Amsterdam werd voorgelegd, stond de vraag centraal of er sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet van de appellant, die werkzaam was bij Dräger Nederland B.V. De Hoge Raad had eerder geoordeeld dat de zaak opnieuw moest worden behandeld, waarbij een mondelinge behandeling plaatsvond op 12 september 2018. De appellant had in hoger beroep verzocht om herstel van de arbeidsovereenkomst, die op 17 maart 2016 op staande voet was beëindigd wegens alcoholgebruik op de werkvloer. Het hof oordeelde dat Dräger niet had voldaan aan haar verplichtingen onder het alcohol- en drugsbeleid, omdat er geen hulpplan was aangeboden aan de appellant, ondanks zijn bekende alcoholprobleem. Bovendien was er geen sprake van hoor en wederhoor voorafgaand aan het ontslag. Het hof concludeerde dat de dringende reden voor ontslag ontbrak, ook al was de appellant op de dag van ontslag onder invloed van alcohol. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en Dräger veroordeeld tot herstel van de arbeidsovereenkomst per 17 maart 2016, alsook tot betaling van buitengerechtelijke kosten.